ECLI:NL:RBDHA:2023:11569
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag niet in behandeling zou worden genomen. Dit besluit was genomen op 21 april 2022 en werd door de staatssecretaris als niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit, maar heeft geen gronden ingediend die de basis van zijn beroep zouden vormen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat op grond van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep moet bevatten. Aangezien eiser geen gronden heeft ingediend, heeft de rechtbank hem op 1 juni 2022 de gelegenheid gegeven om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen. Eiser heeft hierop echter niet gereageerd.
Gelet op het ontbreken van gronden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.