ECLI:NL:RBDHA:2023:11563
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake verblijfsvergunning regulier
In de zaak tussen eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de rechtbank Den Haag op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in het kader van een beroep tegen een besluit van 2 augustus 2022. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk. Eiser heeft beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft dit beroep zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep moet bevatten. Aangezien eiser geen gronden heeft ingediend, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren op basis van artikel 6:6 van de Awb. De rechtbank heeft eiser per aangetekende brief van 30 augustus 2022 verzocht om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie ontvangen.
Gelet op het ontbreken van gronden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak en hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.