ECLI:NL:RBDHA:2023:11557
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres op 14 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid van haar referent. Op 27 januari 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 3 mei 2023 de aanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft eiseres de gelegenheid gegeven om op dit besluit te reageren, maar eiseres heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft op 27 januari 2023 een ingebrekestelling ingediend, maar heeft geen bewijs overlegd dat deze eerder is verzonden. Het overleggen van een aankoopbon van postzegels is onvoldoende om aan te tonen dat de ingebrekestelling tijdig is verzonden. De rechtbank concludeert dat de termijn van twee weken voor het indienen van beroep is verstreken op 10 februari 2023, terwijl eiseres op 27 januari 2023 beroep heeft ingesteld, waardoor het beroep prematuur is ingediend.
De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een situatie waarin redelijkerwijs niet van eiseres kan worden gevergd dat zij het bestuursorgaan eerst in gebreke stelt. Gelet op deze overwegingen verklaart de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.