In deze zaak heeft eiseres, van Syrische nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als gezinslid van haar referent. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft bezwaar aangetekend, maar ook dit bezwaar werd afgewezen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een eerdere uitspraak de Staatssecretaris opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen. Eiseres heeft de Staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen en heeft beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is, omdat de Staatssecretaris inmiddels een besluit heeft genomen. Het beroep tegen het besluit van 12 mei 2023 is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50.