ECLI:NL:RBDHA:2023:11550

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
NL22.26804
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet-tijdige beslissing door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Turkse nationaliteit, op 19 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, waarna hij op 29 december 2022 beroep heeft ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Op 17 april 2023 heeft de Staatssecretaris de aanvraag van eiser alsnog ingewilligd. De rechtbank heeft eiser verzocht om binnen twee weken te laten weten of deze inwilligende beslissing aanleiding geeft om het beroep in te trekken, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank concludeert hieruit dat het beroep wordt gehandhaafd.

De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft de ingebrekestelling prematuur ingediend, waardoor deze niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is daarom niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen ook betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. In dit geval is het besluit van 17 april 2023 volledig tegemoetgekomen aan de eisen van eiser, waardoor het beroep niet gericht is tegen dit besluit. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26804

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

Geboren op [geboortedatum] ,
van Turkse nationaliteit
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.J. Schüller),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: M. Noslin).

Procesverloop

Eiser heeft op 19 juni 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 13 december 2022 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 29 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft in het besluit van 17 april 2023 (alsnog) de aanvraag van eiser ingewilligd.
De rechtbank heeft bij brief van 17 april 2023 eiser verzocht binnen twee weken de rechtbank te informeren of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken. Eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank leidt daaruit af dat het beroep wordt gehandhaafd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De ingebrekestelling van 13 december 2022 is daarmee prematuur ingediend en is aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb niet voldaan. Het beroep is, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen, niet-ontvankelijk.
5. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb, heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. In het onderhavige geval stelt de rechtbank vast dat verweerder met het besluit van 17 april 2023 geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van eiser. Het beroep wordt daarom niet geacht te zijn gericht tegen het door verweerder genomen besluit.
6. Gelet op het voorgaande, is het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is aan partijen verzonden op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.