ECLI:NL:RBDHA:2023:11550
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-tijdige beslissing door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Turkse nationaliteit, op 19 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, waarna hij op 29 december 2022 beroep heeft ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Op 17 april 2023 heeft de Staatssecretaris de aanvraag van eiser alsnog ingewilligd. De rechtbank heeft eiser verzocht om binnen twee weken te laten weten of deze inwilligende beslissing aanleiding geeft om het beroep in te trekken, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank concludeert hieruit dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft de ingebrekestelling prematuur ingediend, waardoor deze niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen ook betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. In dit geval is het besluit van 17 april 2023 volledig tegemoetgekomen aan de eisen van eiser, waardoor het beroep niet gericht is tegen dit besluit. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.