ECLI:NL:RBDHA:2023:11545
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Ethiopische nationaliteit, op 2 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, waarna hij op 13 januari 2023 beroep heeft ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Op 9 maart 2023 heeft de Staatssecretaris alsnog de aanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft eiser op 12 april 2023 verzocht om te bevestigen of deze inwilligende beslissing aanleiding was om het beroep in te trekken, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank concludeert hieruit dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft rechtsgeldig in gebreke gesteld en de wettelijke beslistermijn is verstreken. De rechtbank stelt vast dat de Staatssecretaris met het besluit van 9 maart 2023 geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van eiser, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, omdat eiser terecht beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.