ECLI:NL:RBDHA:2023:11540
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft verzoekster op 25 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent. Op 17 april 2023 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, de aanvraag van verzoekster toegewezen. Na deze toewijzing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 418,50.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de overwegingen van de rechtbank wordt ingegaan op de regels omtrent proceskostenveroordeling, zoals vastgelegd in de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank concludeert dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en dat de proceskostenvergoeding aan verzoekster moet worden betaald. De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50, waarbij de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot het genoemde bedrag. Deze uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Verzoekster heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.