ECLI:NL:RBDHA:2023:11519

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/643334 / HA ZA 23-180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident internationale bevoegdheid en vrijwaring in civiele procedure met internationale elementen

Op 2 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een civiele zaak met internationale elementen, waarin de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter ter discussie stond. De eiseres, Usta Gida Sanayi ve Ticaret A.S., een rechtspersoon naar Turks recht, vorderde betaling van € 65.510 van de gedaagden, waaronder [naam 1] Forwarding B.V. en de vennootschap onder firma [naam VOF]. De vordering was gebaseerd op een koopovereenkomst voor de verkoop van gedroogde vijgen en abrikozen, waarbij de gedaagden tekortschoten in hun betalingsverplichtingen. De rechtbank moest beoordelen of zij bevoegd was om kennis te nemen van de vorderingen, gezien de forumkeuze die partijen in de koopovereenkomst hadden gemaakt voor de Turkse rechter. De rechtbank concludeerde dat de forumkeuze geldig was en dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht had ten aanzien van de vorderingen tegen [naam VOF]. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en veroordeelde Usta Gida in de proceskosten van [naam VOF]. De vordering van [naam 1] om in vrijwaring de andere gedaagden op te roepen werd toegewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd. De zaak tegen [naam 1] en [naam 2] uit hoofde van onrechtmatige daad zal opnieuw op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/643334 / HA ZA 23-180
Vonnis in incident van 2 augustus 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar Turks recht
USTA GIDA SANAYI VE TICARET A.S.te Aosb-Çiĝli-Izmir, Turkije,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in de incidenten,
advocaat mr. S.B. Metzelaar te Rotterdam,
tegen

1.[naam 1] FORWARDING B.V. te [plaats 1] ,

gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het vrijwaringsincident,
advocaat mr. P.J.P. van Huizen te Rotterdam,
2. de vennootschap onder firma
[naam VOF]te [plaats 2] ,
3.
[naam 2]te [plaats 3] ,
4.
[naam 3]te [plaats 3] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. A.J. van Steensel te Den Haag.
Eiseres in de hoofdzaak, verweerster in de incidenten zal hierna Usta Gida genoemd worden. Gedaagde in de hoofdzaak sub 1, eiseres in het vrijwaringsincident zal hierna [naam 1] genoemd worden. Gedaagden in de hoofdzaak sub 2 tot en met 4, eisers in het bevoegdheidsincident zullen hierna tezamen [naam VOF] c.s. (vrouwelijk enkelvoud) genoemd worden en ieder afzonderlijk de vof, [naam 2] respectievelijk [naam 3] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 februari 2023;
  • de akte overlegging producties, met producties 1 tot en met 11;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [naam 1] ;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid van [naam VOF] c.s.;
  • de incidentele conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident;
  • de incidentele conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in de incidenten.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
In de hoofdzaak vordert Usta Gida om [naam 1] en [naam VOF] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 65.510, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Daarnaast vordert Usta Gida om [naam VOF] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de Turkse wettelijke handelsrente over genoemd bedrag vanaf 10 november 2022 en [naam 1] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over genoemd bedrag vanaf 9 november 2022.
2.2.
Aan haar vordering legt Usta Gida het volgende ten grondslag. Op 7 oktober 2022 heeft Usta Gida als verkoper een overeenkomst met de vof als koper gesloten voor de verkoop van 11.000 kilo gedroogde vijgen en gedroogde abrikozen (hierna: de lading) voor een koopprijs van € 65.510, onder de leveringsvoorwaarde Free on Board, Izmir, Turkije, en met de betalingsstructuur ‘cash against documents’ (hierna: de koopovereenkomst). De vof heeft [naam 1] ingeschakeld om het zeevervoer van Izmir, Turkije, naar Rotterdam te regelen en [naam 1] heeft hiervoor een vervoerder ingeschakeld. De lading is onder cognossement van de vervoerder verzonden en [naam 1] trad op als ontvangstagent voor de cognossementen. De lading is op 9 november 2022 vrijgegeven in Rotterdam, waarna de container is uitgehaald. De vof heeft de koopprijs niet betaald. Usta Gida vermoedt dat de vof uitlevering van de lading heeft gevraagd en dat [naam 1] die uitlevering heeft bewerkstelligd ondanks dat zij niet beschikte(n) over een origineel cognossement. De vof is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis tot betaling van de koopprijs van € 65.000 en [naam 2] en [naam 3] zijn als vennoten hoofdelijk aansprakelijk voor nakoming van die verbintenis. [naam 1] heeft onrechtmatig gehandeld jegens Usta Gida door de goederen uit te leveren zonder dat aan [naam 1] een origineel cognossement is gepresenteerd. Het is een inbreuk op het uitsluitende recht van Usta Gida om als enige cognossementhouder afgifte van de lading te vorderen. Voor zover de overeenkomst niet met de vof maar met de op 6 december 2022 failliet gegane [naam BV] B.V. (hierna: de B.V.) zou zijn gesloten, is [naam 2] als bestuurder van de B.V., als vennoot van de vof dan wel in zijn persoonlijke hoedanigheid aansprakelijk uit hoofde van onrechtmatige daad. Hij heeft namelijk de door [naam 1] gemaakte fout bewerkstelligd, althans hij heeft toegelaten dat de fout werd gemaakt terwijl hij niet had mogen stilzitten of zwijgen en hij heeft van de fout onder de vervoerovereenkomst geprofiteerd. De schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van [naam 1] en/of [naam 2] bestaat uit de factuurwaarde van € 65.510 plus rente en kosten.

3.Het geschil in de incidenten

3.1.
[naam VOF] c.s. vordert dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van de vorderingen van Usta Gida, met veroordeling van Usta Gida in de kosten van het incident. Zij voert daartoe aan dat dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om kennis te nemen van die vorderingen, omdat partijen een exclusieve forumkeuze voor de Turkse rechter zijn overeengekomen en ook uit artikel 9 Rv geen bevoegdheid van de Nederlandse rechter volgt.
3.2.
[naam 1] vordert dat haar wordt toegestaan in vrijwaring op te roepen (i) de vof, (ii) [naam 2] en (iii) [naam 3] . Zij voert daartoe aan dat voor zover in de hoofdzaak komt vast te staan dat [naam 1] jegens Usta Gida aansprakelijk is, de vof ongerechtvaardigd is verrijkt door de goederen in ontvangst te nemen zonder daarvoor de koopprijs te hebben voldaan. De verrijking gaat dan ten koste van [naam 1] , zodat de vof verplicht is om [naam 1] schadeloos te stellen. [naam 2] en [naam 3] zijn als vennoten van de vof hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de vof. Indien de rechtbank van oordeel is dat Usta Gida geen koopovereenkomst heeft gesloten met de vof maar met de B.V. en [naam 2] op grond van de Beklamel-norm aansprakelijk is voor de door Usta Gida geleden schade, moet [naam 2] op grond van artikel 6:102 BW jo. 6:10 BW en hun onderlinge rechtsverhouding voor het geheel bijdragen in de schuld die door [naam 1] zou moeten worden voldaan.
3.3.
Usta Gida heeft ten aanzien van de gevorderde verklaring tot onbevoegdheid verweer gevoerd. Ten aanzien van de gevorderde oproeping in vrijwaring refereert Usta Gida zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
De vordering in het incident van [naam VOF] c.s. ziet naar de rechtbank begrijpt op de rechtsmacht van de Nederlandse rechter ten aanzien van de vorderingen die tegen haar zijn ingesteld uit hoofde van de koopovereenkomst. De rechtsmacht van de Nederlandse rechter ten aanzien van de vordering op [naam 2] uit hoofde van onrechtmatige daad is niet aan de orde gesteld. Ook heeft [naam 1] geen bevoegdheidsincident opgeworpen over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter ten aanzien van de vorderingen die tegen haar zijn ingesteld. De rechtbank zal dan ook in het kader van het bevoegdheidsincident uitsluitend beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van de vorderingen die tegen [naam VOF] c.s. zijn ingesteld op grond van nakoming van de koopovereenkomst. De bevoegdheid van de Nederlandse rechter ten aanzien van de vordering op [naam 2] uit hoofde van onrechtmatige daad en de bevoegdheid van de Nederlandse rechter ten aanzien van de vordering op [naam 1] zal in de hoofdzaak (ambtshalve) worden beoordeeld.
4.2.
Omdat Usta Gida een vennootschap naar Turks recht is die is gevestigd in Turkije en het gaat om de koop van goederen uit Turkije die in Nederland geleverd moesten worden, is er sprake van een zaak met een internationaal karakter. De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, moet worden beantwoord aan de hand van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking, PbEU2012, L 351/1, hierna: Brussel I bis-Vo), omdat de vordering is ingesteld na 10 januari 2015 en de zaak valt binnen het materieel toepassingsgebied van deze verordening. Hoofdregel is dat de rechter van de lidstaat waar de gedaagde woonplaats heeft, in dit geval Nederland, bevoegd is (artikel 4 Brussel I bis-Vo), tenzij – voor zover hier relevant – sprake is van een forumkeuzebeding waarbij een andere rechter bij uitsluiting wordt aangewezen.
4.3.
In de koopovereenkomst is een forumkeuze voor de Turkse rechter opgenomen. In dit incident moet worden beoordeeld of op grond van die forumkeuze de Turkse rechter bevoegd is. In het betreffende beding is het volgende bepaald:

ARBITRATION:
The agreement shall be governed for all purpose by Turkish Law and in event any dispute between the parties concerning the provisions hereof, courts of Izmir will be in charge for the legal procedure.(…)
4.4.
Artikel 25 Brussel I bis-Vo is op dit forumkeuzebeding niet van toepassing, omdat partijen bij het forumkeuzebeding een gerecht van een niet-lidstaat hebben aangewezen. De vraag of het forumkeuzebeding derogerende werking heeft ten opzichte van de Nederlandse rechter moet daarom worden beantwoord aan de hand van artikel 8 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv). In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft indien partijen met betrekking tot een bepaalde rechtsbetrekking die tot hun vrije bepaling staat bij overeenkomst een rechter van een vreemde staat bij uitsluiting hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen.
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat de forumkeuze geldig is gemaakt, althans niet is gebleken dat dit niet zo is. Dat betekent dat partijen hieraan gebonden zijn. Dit is ook niet in geschil tussen partijen. Usta Gida stelt dat het geen exclusieve forumkeuze betreft als bedoeld in artikel 8 lid 2 Rv en dat de Nederlandse rechter dus wel rechtsmacht heeft op grond van artikel 4 Brussel I bis-Vo. Volgens [naam VOF] c.s. betreft het wel een exclusieve forumkeuze en is daarom de Nederlandse rechter niet bevoegd.
4.6.
De vraag of het hier om een exclusieve forumkeuze gaat moet worden beantwoord op grond van het op de overeenkomst toepasselijke recht. De vraag welk recht op de koopovereenkomst van toepassing is, moet worden beantwoord aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I-Vo). In het in randnummer 4.3 geciteerde beding zijn partijen overeengekomen dat het Turkse recht van toepassing is op de overeenkomst. Deze rechtskeuze voldoet aan het bepaalde in artikel 3 Rome I-Vo, zodat inderdaad het Turkse recht van toepassing is op de overeenkomst en dus ook op de forumkeuze.
4.7.
[naam VOF] c.s. heeft gesteld dat er naar Turks recht sprake is van een exclusieve forumkeuze, onder verwijzing naar onder meer de volgende overweging uit het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:4226):

(…)
[naam 4] heeft, onderbouwd met een legal opinion van een Turkse advocaat, gesteld dat naar Turks recht een forumkeuze in beginsel exclusief is, tenzij de tekst van de clausule zelf uitwijst dat partijen het anders hebben bedoeld. (…)’
Usta Gida heeft niet betwist dat dit een juiste weergave van het Turkse recht is, zodat de rechtbank daarvan uitgaat.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank wijst de tekst van het forumkeuzebeding niet uit dat partijen hebben beoogd dat de forumkeuze niet exclusief was. Niet gesteld of gebleken is dat het forumkeuzebeding en overigens ook de overige tekst van de zeer korte overeenkomst (ongeveer anderhalve pagina die grotendeels zijn gevuld met een opsomming van hetgeen verkocht wordt) expliciet onderwerp van bespreking tussen partijen is geweest. Onder die omstandigheid acht de rechtbank de stelling van Usta Gida dat de bepaling zo moet worden uitgelegd dat de Turkse rechter alleen bevoegd zou zijn ten aanzien van geschillen over de uitleg van de bepalingen van de overeenkomst en niet ten aanzien van geschillen over nakoming van de overeenkomst niet aannemelijk. Gelet op de zeer beperkte omvang van de overeenkomst zou het forumkeuzebeding dan een min of meer loze bepaling zijn. Veel meer voor de hand ligt dat partijen hebben bedoeld een forumkeuze te maken voor alle geschillen over de uitvoering van de overeenkomst, zoals ook het uitgangspunt is in het Turkse recht.
4.9.
Dat betekent dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een exclusieve forumkeuze als bedoeld in artikel 8 lid 2 Rv. Niet is gesteld of gebleken dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 9 aanhef en onder b en c Rv. De Nederlandse rechter is dus niet bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van Usta Gida op [naam VOF] c.s. uit hoofde van de koopovereenkomst. In zoverre eindigt de hoofdzaak dus in Nederland en zal alleen nog worden ingegaan op de vorderingen van Usta Gida op [naam 1] en op [naam 2] uit hoofde van onrechtmatige daad.
4.10.
Usta Gida zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [naam VOF] c.s. voor zover het de vorderingen uit hoofde van de koopovereenkomst betreft, worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van [naam VOF] c.s. begroot op € 2.134, te weten € 1.536 aan griffierecht (het verschil tussen het in rekening gebrachte griffierecht voor een niet-natuurlijke persoon van € 2.837 en het griffierecht dat in rekening zou zijn gebracht als alleen [naam 2] zou zijn gedagvaard van € 1.301) en € 598 aan salaris advocaat (één punt tegen tarief II). De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90) en de explootkosten van betekening toegekend. Deze proceskostenveroordeling zal, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Vrijwaring
4.11.
De rechtbank stelt voorop dat een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring in beginsel toewijsbaar is, indien voldoende gemotiveerd en concreet wordt gesteld dat men krachtens een rechtsverhouding met die derde recht en belang heeft om de nadelige gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op die derde te verhalen, dit in een zo veel mogelijk tegelijkertijd met de hoofdzaak te behandelen vrijwaringszaak.
4.12.
Op grond van de stellingen van [naam 1] valt niet uit te sluiten dat voor de vof, [naam 2] en/of [naam 3] de verplichting kan bestaan de nadelige gevolgen van een mogelijke veroordeling van [naam 1] in de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk te dragen. De vordering in het incident zal dan ook worden toegewezen.
4.13.
Aangezien noch Usta Gida noch [naam 1] in het ongelijk is gesteld, zal geen kostenveroordeling worden uitgesproken. De rechtbank zal bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
in het vrijwaringsincident
5.1.
staat [naam 1] toe om i) de vennootschap onder firma [naam VOF] , ii) [naam 2] en iii) [naam 3] in vrijwaring te doen dagvaarden tegen de rolzitting van deze rechtbank van
woensdag 13 september 2023;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in het bevoegdheidsincident en in de hoofdzaak
5.3.
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vorderingen tegen [naam VOF] c.s. uit hoofde van de koopovereenkomst;
5.4.
veroordeelt Usta Gida in de proceskosten voor zover het de procedure tegen [naam VOF] c.s. betreft uit hoofde van de koopovereenkomst, aan de zijde van [naam VOF] c.s. tot op heden begroot op € 2.134, te vermeerderen met de nakosten als bedoeld onder 4.10;
5.5.
bepaalt dat de zaak ten aanzien van de vorderingen tegen [naam 1] en [naam 2] uit hoofde van onrechtmatige daad weer op de rol zal komen van
woensdag 13 september 2023voor conclusie van antwoord;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 3086