ECLI:NL:RBDHA:2023:11502

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/647341 / JE RK 23-968
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe zorgbehoeften

Op 18 juli 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam01]. De zaak is behandeld naar aanleiding van verzoekschriften van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren op [geboortedatum01] 2022, ernstige medische zorgbehoeften heeft, waaronder neonatale hypoglycemie en epileptische aanvallen, en momenteel verblijft bij pleegouders. De ouders van [naam01] zijn betrokken bij de procedure, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat zij onvoldoende in staat zijn om te voldoen aan de opvoedbehoeften van hun kind. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd van 20 juli 2023 tot 20 juli 2024, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft ook besloten om de behandeling van het verzoek tot geschillenregeling aan te houden totdat de Raad voor de Kinderbescherming advies heeft uitgebracht over het perspectiefbesluit van de gecertificeerde instelling. De ouders hebben hun bezorgdheid geuit over het perspectief van hun kind, maar de kinderrechter heeft benadrukt dat de zorg voor [naam01] momenteel het beste wordt geboden door de pleegouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 2 augustus 2023.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/647341 / JE RK 23-968 en C/09/650373 JE RK 23-1404
Datum uitspraak: 18 juli 2023

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsingVerzoek ex artikel 1:262b BW
in de zaak naar aanleiding van de op 15 mei 2023 ingekomen verzoekschriften van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
-
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader,
en
[naam06]
,
hierna te noemen: de moeder,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
wonende te [woonplaats01] ,

[naam03] en [naam04] , hierna te noemen: de pleegouders.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de verzoekschriften met bijlage(n).
Op 18 juli 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [naam05] namens de gecertificeerde instelling;
- de ouders;
- de pleegouders.

Feiten

- [naam01] is erkend door de vader.
- De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam01] .
- [naam01] verblijft feitelijk bij de pleegouders.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 20 juli 2022 [naam01] onder toezicht gesteld van 20 juli 2022 tot 20 juli 2023, alsmede machtiging verleend [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 20 juli 2022 tot 20 januari 2023.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 13 januari 2023 de verleende machtiging [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 20 januari 2023 tot 20 juli 2023.

Verzoeken en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Voorts heeft de gecertificeerde instelling op grond van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verzocht te verklaren dat de gecertificeerde instelling op goede gronden is gekomen tot het besluit om [naam01] niet meer bij de ouders terug te plaatsen, en te bepalen dat de doelen van de ondertoezichtstelling tot op heden niet meer gericht zijn op het toewerken naar een thuisplaatsing, dan wel een beslissing te nemen die de kinderrechter in het belang van [naam01] wenselijk voortkomt.
Aan de verzoeken ligt het volgende ten grondslag. [naam01] is bekend met neonatale hypoglycemie, gepaard gaand met epileptische aanvallen, en een ernstig vertraagde visuele ontwikkeling. Hierdoor is er sprake van een zware medische zorgbehoefte bij [naam01] . De afgelopen periode is middels intensieve hulpverlening van Humanitas gewerkt aan de bodemeisen die zijn gericht op het goed genoeg ouderschap en de medische behoeftes van [naam01] . Gebleken is dat de ouders onvoldoende kunnen aansluiten bij wat [naam01] nodig heeft en continu mondelinge aansturing nodig hebben. De ouders houden veel van [naam01] en doen hun best, maar het is moeilijk voor hen om de adviezen continu en structureel na te leven. Er is meerdere malen op een laagdrempelige manier geprobeerd om de ouders zo goed mogelijk uit te leggen wat de medische beperking van [naam01] inhoudt en met zich meebrengt, maar de ouders lijken dit nog onvoldoende te begrijpen. De beoordelingsboog is ingevuld en door middel van een nulmeting is gekeken hoe de aanpak van de ouders naar [naam01] is gegroeid dankzij de inzet van de hulpverlening. Hier is uitgekomen dat er weinig verandering wordt gezien in de opvoedvaardigheden van de ouders en dat zij niet zonder mondelinge aansturing kunnen. De aanvraag voor het perspectiefonderzoek is vervolgens afgewezen omdat er weinig hoop wordt gezien op een thuisplaatsing. Er zijn grote zorgen dat de ouders niet goed of op tijd zullen reageren op [naam01] als hij bij hen zou wonen. [naam01] loopt nog achter in zijn ontwikkeling, maar doet het goed bij de pleegouders en de pleegouders zijn in staat om bij zijn behoeftes en problematiek aan te sluiten en alert op hem te reageren. Afgelopen april heeft [naam01] nog een zeer heftige epileptische aanval gehad waarbij de pleegouders dankzij hun snelle handelen een fatale afloop hebben kunnen voorkomen. Met de pleegouders is besproken dat zij [naam01] naar verwachting niet tot zijn meerderjarigheid kunnen verzorgen. De pleegouders verwachten dat zij hier de komende vijf jaar wel nog toe in staat zullen zijn en gaandeweg zal de dochter van de pleegouders de zorg voor [naam01] over kunnen nemen. Voorgaande maakt dat het perspectief (in het netwerk) bij de pleegouders ligt. Binnen de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing moet verder onderzocht worden wat de rol van de ouders zal zijn en hoe zij zo goed mogelijk in het leven van [naam01] betrokken kunnen worden. Op dit moment is er één keer in de drie weken een omgangsmoment tussen de ouders en [naam01] bij de pleegouders thuis. Dit was eerst één keer in de twee weken, maar dat was te belastend voor [naam01] .
De ouders hebben ter zitting naar voren gebracht dat zij niet achter het perspectiefbesluit van de gecertificeerde instelling staan. De ouders zijn dankbaar dat de pleegouders [naam01] zo goed opvangen en verzorgen en de samenwerking verloopt goed. De medische taal kan lastig zijn voor de ouders waardoor zij hier soms vragen over hebben. De ouders doen hun best om de adviezen zo goed mogelijk op te volgen en aan te kunnen sluiten bij de opvoedbehoeftes van [naam01] . De ouders zijn teleurgesteld dat het perspectiefonderzoek is afgewezen. De ouders snappen dat [naam01] op dit moment extra zorg nodig heeft en daarom bij de pleegouders verblijft, maar zij willen dat [naam01] in de toekomst weer bij hen komt wonen als hij sterker wordt en zijn toestand verbetert. Het klopt dat de gecertificeerde instelling heeft aangeraden een advocaat in te schakelen voor bijstand in het kader van het perspectiefbesluit, maar de ouders denken niet dat dit iets zou veranderen, omdat het besluit toch al is genomen.
De pleegouders hebben ingestemd met het verzochte. De pleegouders hebben ter zitting naar voren gebracht dat zij een gezin hebben met meerdere volwassen kinderen waardoor ze de zorg over [naam01] goed kunnen verdelen. Afgelopen jaar heeft [naam01] positieve stappen gezet in zijn ontwikkeling, maar dit kost veel inspanning, tijd, discipline en nachtrust. Het is van groot belang dat de medicatie op tijd wordt gegeven in de juiste dosering en dat er snel en adequaat op zijn epileptische aanvallen wordt gereageerd. Daarnaast heeft [naam01] ook een visuele beperking en een achterstand in zijn ontwikkeling. De omgang is bij de pleegouders thuis zodat [naam01] in zijn eigen omgeving is, wat minder belastend voor hem is. De samenwerking met de ouders verloopt goed. Ten aanzien van het perspectief van [naam01] is het onduidelijk hoe hij zich de komende jaren zal gaan ontwikkelen. De pleegouders zijn al op leeftijd en kunnen de zorg voor [naam01] op dit moment nog aan, maar de komende jaren zal dit uiteindelijk worden overgedragen aan hun dochter. De pleegouders zullen dan betrokken blijven in het leven van [naam01] in de rol van opa en oma.

Beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling en verlening machtiging tot uithuisplaatsingDe kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [naam01] bestaan uit het hierna volgende. [naam01] heeft een vertraagde visuele ontwikkeling en een progressieve beperking waarbij hij ernstige epileptische aanvallen kan krijgen. [naam01] heeft hierdoor een grote medische zorgbehoefte en loopt achter in zijn ontwikkeling. De afgelopen periode is intensieve hulpverlening ingezet om te werken aan de bodemeisen die zijn gesteld aan de ouders. Tijdens de begeleide bezoeken is gebleken dat de ouders onvoldoende kunnen aansluiten bij de bovengemiddelde opvoedbehoeften van [naam01] . Uit de stukken blijkt dat ondanks de inzet van verschillende interventies de ouders onvoldoende leerbaar zijn en wordt er weinig verandering gezien in de opvoedvaardigheden. De ouders lijken onvoldoende te begrijpen wat de problematiek van [naam01] inhoudt en hoe ze adequaat op hem moeten reageren en hebben continue mondelinge sturing nodig van de hulpverlening en de pleegouders. [naam01] ontwikkelt zich ondertussen positief in het pleeggezin en de pleegouders zijn in staat om [naam01] de bovengemiddelde opvoedomgeving te bieden die hij nodig heeft. Het is van belang dat de hulpverlening gecontinueerd wordt en [naam01] in het pleeggezin kan blijven. Hoewel de ouders het (op termijn) liever anders zouden zien, lijken ze naar de indruk van de kinderrechter anderzijds in die situatie te berusten. De kinderrechter zal de maatregelen daarom verlengen zoals verzocht.
Verzoek ex 1:262b BW.
De kinderrechter stelt voorop dat de rechtspraak over de toetsing van perspectiefbesluiten door de rechter in ontwikkeling is. Vastgesteld kan in ieder geval worden dat hoewel uit de wetsgeschiedenis niet expliciet blijkt of de geschillenregeling bedoeld is om een opvoedbesluit aan de rechter voor te leggen, die mogelijkheid ook niet expliciet is uitgesloten. Omdat het besluit ingrijpende en onomkeerbare gevolgen met zich brengt, vindt de kinderrechter – uit oogpunt van rechtsbescherming – dat het besluit, althans de gevolgen daarvan voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling, in het kader van de geschillenregeling aan haar kan worden voorgelegd. Daaromtrent dan het navolgende.
Allereerst overweegt de kinderrechter dat in het perspectiefbesluit van de gecertificeerde instelling alleen is bepaald dat het perspectief van [naam01] niet meer bij de ouders ligt, maar niet waar het perspectief dan wel ligt. De kinderrechter is van oordeel dat gebruikelijk de vraag naar het perspectief vanuit het gezichtspunt van de minderjarige moet worden bekeken, waarbij duidelijkheid waar de minderjarige opgroeien voorop staat. Ter zitting is in dit verband gebleken dat de pleegouders in staat zijn om [naam01] nog de komende jaren te verzorgen en dat de dochter van de pleegouders daarna de zorg voor [naam01] kan overnemen, waarbij de pleegouders nog een betrokken rol zullen hebben in het leven van [naam01] . De kinderrechter begrijpt het verzoek van de gecertificeerde instelling inmiddels aldus dat feitelijk wordt gevraagd te onderschrijven dat het opvoedperspectief van [naam01] bij de pleegouders ligt.
Verder geldt - zonder op voorhand iets te willen afdoen aan de inspanningen van de gecertificeerde instelling en diens bevindingen (en die van de ingeschakelde hulpverlening, zoals bijvoorbeeld Bartiméus) - dat in dit dossier (onderbouwd) “tegengeluid,” ook een beetje door de opstelling van de ouders, eigenlijk ontbreekt. Een partijdige of neutrale (kritische) blik is in die zin afwezig. Gelet op de grote gevolgen die een beslissing over het perspectiefbesluit met zich brengt, vindt de kinderrechter het in die omstandigheden - vanuit het oogpunt van rechtsbescherming - niet juist om op het verzoek te beslissen zonder dat de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd: wat de uitkomst daarvan ook zal zijn, voor de ouders is het van belang dat hun stem (nogmaals) goed gehoord wordt en ook, zodat zij niet alleen weten wat het standpunt van de gecertificeerde instelling, maar ook wat het standpunt van de Raad uiteindelijk is als het gaat om de toekomst van hun kind.
Om die reden zal de behandeling van het verzoek worden aangehouden. De kinderrechter zal de Raad verzoeken om voor een volgende zitting op voet van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering advies uit te brengen over het door de gecertificeerde instelling genomen perspectiefbesluit en hetgeen overigens in dat verband in het voorliggende verzoek is gerelateerd. Eventuele andere relevante bevindingen van de Raad voor de Kinderbescherming verneemt de kinderrechter ook graag.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam01] van 20 juli 2023 tot 20 juli 2024 met behoud van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 20 juli 2023 tot 20 juli 2024, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek tot geschillenregeling aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen voor 18 oktober 2023;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming de rechtbank één week voor deze zitting schriftelijk te adviseren over het voorliggende verzoek met betrekking tot het perspectiefbesluit ten aanzien van [naam01] zoals hiervoor overwogen, met afschrift van dit advies aan de gecertificeerde instelling, de ouders en de pleegouders;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- de Raad voor de Kinderbescherming;
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
- de ouders;
- de pleegouders.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 augustus 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.