ECLI:NL:RBDHA:2023:11500

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/646758 / JE RK 23-864
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing en afwijzing verzoek tot vaststellen zorgregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 juni 2023 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 2 mei 2023 is ingekomen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.A. Hoogendijk, heeft verzocht om vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing en om vaststelling van een zorgregeling voor haar kinderen, [minderjarige01], [minderjarige02] en [minderjarige03]. De kinderen zijn erkend door de vader en zijn geboren tijdens het huwelijk van de ouders, dat inmiddels is ontbonden door echtscheiding. De kinderrechter heeft eerder een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verleend, die tot 15 juli 2023 loopt.

Tijdens de zitting heeft de moeder haar verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing ingetrokken, maar handhaafde zij haar verzoek tot vaststelling van een zorgregeling. De moeder heeft aangegeven dat de zorgregeling vaak verandert en dat zij meer duidelijkheid en communicatie van de gecertificeerde instelling wenst. De gecertificeerde instelling heeft verweer gevoerd, waarbij zij aangaf dat de aanpassing van de zorgregeling noodzakelijk was vanwege de crisis van [minderjarige01].

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tot vervallenverklaring niet langer aan de orde is en heeft beoordeeld of het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om een zorgregeling vast te stellen. De kinderrechter oordeelt dat de regie over de zorg- en opvoedingstaken bij de gecertificeerde instelling moet blijven, om adequaat in te kunnen spelen op de behoeften van de kinderen. De kinderrechter wijst het verzoek van de moeder tot vaststelling van een zorgregeling af, met de overweging dat goede communicatie tussen de moeder en de gecertificeerde instelling essentieel is voor het welzijn van de kinderen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/646758 / JE RK 23-864
Datum uitspraak: 22 juni 2023

Beschikking van de kinderrechter

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing; niets meer te beslissenAfwijzing verzoek tot vaststellen zorgregeling (ex artikel 1:265g BW)
in de zaak naar aanleiding van het op 2 mei 2023 ingekomen verzoekschrift van:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. E.A. Hoogendijk, te [vestigingsplaats] ,
betreffende

[naam02] , geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] ,

[naam03] , geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [minderjarige02] ,

[naam04] , geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [minderjarige03] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam05] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. H. Loonstein, te [vestigingsplaats] ,

Jeugdbescherming West Zuid-Holland,

locatie Gouda, hierna te noemen de gecertificeerde instelling,

[naam06] en [naam07] , hierna te noemen: de pleegouders,

[naam08] en [naam09] , hierna te noemen: de gezinshuisouders.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlage(n).
Op 22 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door mr. E.A. Hoogendijk;
- [naam10] en [naam11] namens de gecertificeerde instelling;
- de pleegouders.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de vader met zijn advocaat;
- de gezinshuisouders.

Feiten

- [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] zijn erkend door de vader.
- [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] zijn gedurende het huwelijk van de vader en de moeder geboren.
- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] .
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 juli 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] verlengd tot 15 juli 2023.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 juli 2022 de machtiging verlengd [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening tot 15 juli 2023.
- [minderjarige02] en [minderjarige03] verblijven feitelijk bij de gezinshuisouders;
- [minderjarige01] verblijft feitelijk in een gezinshuis.

Verzoek en verweer

Ter zitting is het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing door de moeder ingetrokken. De moeder handhaaft het verzoek tot het vaststellen van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken waarbij de moeder met [minderjarige02] , [minderjarige03] en [minderjarige01] afzonderlijk één uur per week contact heeft, dan wel een regeling die in het belang van [minderjarige02] , [minderjarige03] en [minderjarige01] geacht kan worden.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Na de uithuisplaatsing is er een regeling tot stand gekomen waarbij de moeder [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] elke maandag, tegelijk en onder begeleiding voor één uur zag. Op 27 maart 2023 heeft de moeder een e-mailbericht van de gecertificeerde instelling ontvangen dat zij wegens de zorgen rondom [minderjarige01] het contact willen terugschroeven waarbij de moeder de ene week [minderjarige01] en de andere week [minderjarige02] en [minderjarige01] ziet. De moeder is het niet eens met de wijze waarop de gecertificeerde instelling de regeling heeft vormgegeven. Daarnaast heeft de gecertificeerde instelling deze beslissing niet zorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd. Ter zitting is gebleken dat de gecertificeerde instelling de regeling inmiddels weer heeft veranderd waardoor de moeder [minderjarige01] en [minderjarige03] weer wekelijks ziet en [minderjarige02] om de week. De moeder handhaaft daarom niet langer het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing, maar wel tot het vaststellen van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De zorgregeling wordt om de haverklap veranderd en vanuit de optiek van de moeder wordt er te laconiek mee omgegaan. De moeder heeft recht op omgang met de kinderen en kreeg alleen te horen dat het wegens praktische redenen werd teruggeschroefd. Dit werd niet nader onderbouwd wat moeilijk te begrijpen was voor de moeder. Het is van belang dat de moeder hier beter over wordt geïnformeerd en de redenen achter besluiten beter worden gecommuniceerd door de gecertificeerde instelling. Verder zou de moeder graag meer tijd en ruimte met de kinderen willen.
De gecertificeerde instelling heeft verweer gevoerd tegen vaststelling van een nieuwe zorgregeling. De omgang tussen de moeder en [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] was aangepast omdat [minderjarige01] in een crisis was geraakt en momenteel elders verblijft. Hierdoor was een gezamenlijk bezoek van de kinderen onwenselijk. Omdat er niet onmiddellijk begeleiding voor een extra omgangsmoment kon worden gevonden is tijdelijk gekozen voor een omgang om de beurt. Inmiddels is besloten dat weer gestart zal worden met een wekelijks omgangsmoment met de kinderen. Dit betekent dat de moeder [minderjarige02] en [minderjarige01] elke maandagmiddag na elkaar ziet en [minderjarige03] elke woensdagmiddag. [minderjarige02] laat echter rond de omgang terugkerend zien dat zij moeite mee heeft met de omgang. Om haar tegemoet te komen is ervoor gekozen om bij haar de frequentie wel terug te brengen naar eens per twee weken op woensdagmiddag, tegelijk met [minderjarige03] . De afgelopen periode verliep de communicatie rondom de omgang met de moeder moeizaam, maar het is positief dat de moeder daarover in gesprek wil. Voor de werkbaarheid van de regeling en om tegemoet te kunnen komen aan de wensen en behoeften van de kinderen is het van belang dat deze flexibel blijft en de regie bij de gecertificeerde instelling blijft liggen.
De pleegouders hebben naar voren gebracht dat het van belang is dat er maatwerk wordt geboden en er ruimte is om de regeling aan te kunnen passen zodra uit het gedrag van de kinderen blijkt dit in hun belang is. De moeder moet wel goed worden meegenomen bij de beslissingen omtrent de omgang.

Beoordeling

Ter zitting is gebleken dat de moeder het eerder ingediende verzoek tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing niet langer handhaaft. De kinderrechter constateert daarom dat zij in de onderhavige zaak geen beslissing meer hoeft te nemen.
Voorts beoordeelt de kinderrechter of het in het belang van [minderjarige03] , [minderjarige02] en [minderjarige01] noodzakelijk is dat een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld. De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat de regie ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de gecertificeerde instelling ligt. Alleen op deze wijze kan goed ingespeeld worden op de actualiteiten in de ontwikkeling en de behoeften van de kinderen. Het belang van de kinderen staat hierbij ten alle tijde voorop. Hierbij is het van groot belang dat de moeder door de gecertificeerde instelling goed geïnformeerd wordt over de achtergrond van deze beslissingen, zodat daarover een gesprek kan plaatsvinden en de moeder in staat wordt gesteld de beslissingen ook te begrijpen. Dit voorkomt onbegrip en miscommunicatie tussen de moeder en de gecertificeerde instelling.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek tot vaststelling van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken afwijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt vast dat er niets meer te beslissen valt ten aanzien van het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing;
wijst af het verzoek tot vaststelling van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2023 door mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.