ECLI:NL:RBDHA:2023:11462

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
09/043590-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van klimaatactivist voor opruiing en medeplichtigheid aan opruiing

Op 2 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag een klimaatactivist vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van opruiing en medeplichtigheid aan opruiing. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging, maar dat de berichten die de verdachte had verstuurd niet als opruiend konden worden aangemerkt. De verdachte had berichten verzonden in een besloten Signal-groep, waarin zij informatie deelde over een aankomende actie en het belang van anonimiteit benadrukte. De rechtbank concludeerde dat de uitlatingen van de verdachte niet voldeden aan de vereisten voor opruiing, omdat er geen concrete oproep was gedaan tot het plegen van strafbare feiten. De rechtbank ging niet verder in op de andere vereisten voor opruiing, omdat het ontbreken van het opruiende karakter van de berichten al voldoende was voor vrijspraak. De verdachte werd integraal vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/043590-23
Datum uitspraak: 2 augustus 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op de regiezitting van 22 maart 2023, waarop onder andere verzoeken van de verdediging zijn besproken. De rechtbank heeft op de zitting van 4 april 2023 op deze verzoeken beslist. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. W.J. Veldhuis en mr. N. Achahbar (hierna samen aangeduid als: de officier van justitie) en van hetgeen door de verdachte en haar raadslieden mr. W.H. Jebbink en mr. J.R. Kramer (hierna samen aangeduid als: de verdediging) naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 2 januari 2023, te ’s-Gravenhage en/of in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) in het openbaar, mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding (telkens) tot enig strafbaar feit heeft opgeruid,
te weten het oproepen tot het versperren/belemmeren van het verkeer en/of een blokkade van de A12/Utrechtsebaan en/of het belemmeren/bemoeilijken van het werk van de politie op 28 januari 2023, immers heeft verdachte via een Signal groep, genaamd: “Vinger Den Haag” en Science 28/1”, in elk geval via het internet de volgende berichten geplaatst:
- “ Heya Lovely humans, we’re gonna make a ruckus on the 28th!” (pagina 146)
en/of
- berichten (in de Engelse taal) waarin, zij, verdachte, informatie geeft over data waarop briefings plaatsvinden waarin plannen, legal aspects, paklijsten etc. besproken zullen gaan worden en/of waarin zij het volgende mededeelt: “we are all invited to go into the action anonymously. Many anonymous people will create a strong defense against persecution. This however, is your own choice to make, and I invite you to give it some thought this week you can find more info on pros and cons in this document.” Waarbij zij verdachte een document deelt waarin informatie staat over anonimiteit (pagina 147-149)
Althans woorden/teksten van gelijke aard en/of strekking
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer personen, in of omstreeks de periode van 26 november 2022 tot en met 22 januari 2023 te ’s-Gravenhage en/of in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit heeft/hebben opgeruid te weten: het oproepen tot het blokkeren/versperren/belemmeren van de A12/Utrechtsebaan op 28 januari 2023, door middels Twitter, in elk geval via internet, meerdere berichten met opruiende inhoud te plaatsen/delen/sturen,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 2 januari 2023 te ‘s-Gravenhage en/of in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
in een Signal chat groep genaamd ‘Vinger Den Haag + Science 28/1’ berichten te plaatsen en/of te beheren en/of in stand te houden en/of in deze een of meer berichten te plaatsen/delen/sturen met de inhoud:
- “ Heya Lovely humans, we’re gonna make a ruckus on the 28th!” (pagina 146)
en/of
- berichten (in de Engelse taal) waarin, zij verdachte informatie geeft over data waarop briefings plaatsvinden waarin plannen, legal aspects, paklijsten etc besproken zullen gaan worden en/of waarin zij het volgende mededeelt: “we are all invited to go into the action anonymously. Many anonymous people will create a strong defense against persecution. This however, is your own choice to make, and I invite you to give it some thought this week you can find more info on pros and cons in this document.” Waarbij zij verdachte een document deelt waarin informatie staat over anonimiteit (pagina 147-149)
Althans woorden/teksten van gelijke aard en/of strekking.

3.Inleiding

De verdachte is aanhanger van [milieu activisten] , een internationale, activistische beweging die zich inzet voor een leefbare planeet en strijdt tegen klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit. [milieu activisten] heeft al meerdere keren actie gevoerd waarbij een gedeelte van de A12, gelegen binnen de bebouwde kom van Den Haag en ook wel aangeduid als de Utrechtsebaan, werd geblokkeerd door aanhangers van die beweging. De Utrechtsebaan is gelegen in een tunnelbak en bestaat uit twee rijstroken in de richting van het centrum van Den Haag en twee rijstroken in de richting van de A4. Op het gedeelte van de A12 dat wordt aangeduid als de Utrechtsebaan, geldt een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur en geldt een verbod voor voetgangers om zich op dat weggedeelte te bevinden.
In deze strafzaak draait het niet om de noodzaak van de acties van [milieu activisten] , de doelen die deze beweging met haar acties nastreeft of de al dan niet urgente maatregelen die de overheid volgens deze beweging tegen klimaatverandering moet treffen. Alhoewel de rechtbank hiervan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kennis heeft genomen, is het niet de taak van de rechtbank daarover in deze zaak en in dit vonnis een oordeel te vormen. De rechtbank moet, ongeacht het doel van de acties, op grond van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) beslissen op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting over de in die artikelen genoemde vraagpunten.
Concreet betekent dit dat de rechtbank in dit vonnis, mede naar aanleiding van verweren van de verdediging, allereerst stil moet staan bij de vraag of de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. Als deze vraag bevestigend kan worden beantwoord, zal de rechtbank ingaan op het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt. Onder het primair ten laste gelegde gaat het om de vraag of de verdachte anderen heeft opgeruid om de A12 te blokkeren en daarmee of zij hen heeft opgeroepen om een strafbaar feit te plegen, zoals neergelegd in artikel 162 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), te weten opzettelijk een openbare landweg versperren terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer is te duchten. Subsidiair wordt de verdachte verweten dat zij medeplichtig is geweest aan de opruiing door anderen. Als het primair dan wel het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen kan worden, dan dient de rechtbank in te gaan op de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte en een eventuele strafoplegging.

4.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

4.1.
Handhaving van de eerder gevoerde preliminaire verweren
4.1.1.
Het standpunt van de verdediging
Op de regiezitting van 22 maart 2023 heeft de verdediging op grond van een drietal preliminaire verweren bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Deze verweren zijn op die zitting door de rechtbank ontijdig dan wel ongegrond verklaard. Bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft de verdediging de op 22 maart 2023 gevoerde verweren gehandhaafd.
De gevoerde verweren komen kort weergegeven op het volgende neer:
a.
a)de vervolging van de verdachte is in strijd met artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en het daarin neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting;
b)de vervolging van de verdachte is in strijd met artikel 11 van het EVRM en het daarin neergelegde recht op vrijheid van vereniging en vergadering, waaronder ook het demonstratierecht valt;
c)de rechtbank heeft eerder in haar beschikking in het kader van de toetsing van de door de officier van justitie opgelegde gedragsaanwijzing bewoordingen gebruikt die in strijd zijn met de onschuldpresumptie, waardoor de vervolging van de verdachte een schending van het recht op een eerlijk proces oplevert.
4.1.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in reactie op de verweren gewezen op de standpunten van het Openbaar Ministerie zoals die eerder op de zitting van 22 maart 2023 naar voren zijn gebracht. Kort gezegd houden deze standpunten in dat de officier van justitie veel vrijheid heeft in de keuze om een verdachte al dan niet te vervolgen en dat vervolging in deze concrete zaak ook noodzakelijk en proportioneel is, waardoor er geen sprake is van strijd met de artikelen 10 en 11 EVRM. Daarnaast levert de eerder gewezen beschikking van de rechtbank geen strijd op met de onschuldpresumptie.
4.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van de onder
aen
bgenoemde verweren stelt de rechtbank voorop dat in artikel 167, eerste lid, Sv aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend om zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden (het opportuniteitsbeginsel). De beslissing van het Openbaar Ministerie om een verdachte al dan niet te vervolgen leent zich dan ook slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Daarom kan een vervolgingsbeslissing slechts in uitzonderlijke gevallen leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, namelijk alleen dan indien het instellen of voortzetten van vervolging onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde. Een dergelijk uitzonderlijk geval doet zich onder meer voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn.
Tegen de achtergrond van dit terughoudende toetsingskader overweegt de rechtbank dat de verdachte wordt vervolgd voor overtreding van artikel 131 Sr, te weten het opruien van anderen door hen op te roepen de A12 te blokkeren, terwijl het versperren van enige openbare landweg strafbaar is gesteld in artikel 162 Sr. Of de vervolging van de verdachte in strijd is met de artikelen 10 en 11 EVRM raakt de kern van de onderhavige zaak en zal pas bij de eventuele vraag of dit feit strafbaar is uitvoerig worden getoetst. De rechtbank is van oordeel dat, zonder daarbij al uitgebreid in te gaan op het toetsingskader van de artikelen 10 en 11 EVRM, de vervolging van de verdachte niet evident onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde, waarbij wordt vooropgesteld dat het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM) en het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging (artikel 11 EVRM) geen absolute rechten zijn en bij wet kunnen worden beperkt. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de officier van justitie op deze grond niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder
cgevoerde verweer dat zij op dit verweer reeds op de zitting van 22 maart 2023 inhoudelijk heeft beslist. De verdediging heeft bij gelegenheid van pleidooi op 19 juli 2023 aangegeven het gevoerde verweer te handhaven, zonder dit verweer daarbij nader te onderbouwen of in te gaan op de eerdere ongegrondverklaring door de rechtbank. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding dit verweer nu opnieuw te beoordelen, zodat de ongegrondverklaring, en daarmee de verwerping van het verweer, van 22 maart 2023 blijft staan.
4.2.
Verweren ten aanzien van de TOOI-informatie, de informant en de virtueel agent
4.2.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft (onder de punten 9 tot en met 35) bepleit dat de verzameling van informatie door het Team Openbare Orde Inlichtingen (hierna: TOOI) en de daarin genoemde informant, ongecontroleerd heeft plaatsgevonden en dat het wegens een gebrek aan verdere informatie voor de rechtbank niet mogelijk is om de verdachte volwaardige rechtsbescherming te bieden. Hierdoor worden door het Openbaar Ministerie de artikelen 11 EVRM en 21 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: IVBPR) geschonden. Zodoende kan er ook geen sprake meer zijn van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikelen 6 EVRM en 14 IVBPR. Dit moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van de verdachte.
Subsidiair heeft de verdediging onder punt 36 in de pleitnota verzocht om alle informatie over de jegens de verdachte verrichte TOOI-activiteiten aan het dossier te laten voegen en om een apart proces-verbaal ten aanzien van de jegens de verdachte verrichte TOOI-activiteiten te laten opstellen en eveneens aan het dossier te voegen. Verder heeft de verdediging het eerder gedane verzoek gehandhaafd om zowel de informant als de TOOI-verbalisant [nummer] als getuigen te horen.
Ook heeft de verdediging (onder de punten 38 tot en met 49) bepleit dat de verdachte uitsluitend in beeld is gekomen vanwege informatie, ingewonnen door de inzet van virtueel agent H238 (hierna: H238). Het dossier bevat echter onvoldoende informatie over de precieze activiteiten van H238, de controle op H238 en de legitimiteit van de inzet van H238. Ook dit maakt dat de artikelen 11 EVRM en 21 IVBPR worden geschonden, zodat niet meer kan worden gesproken van een eerlijk proces als bedoeld in de artikelen 6 EVRM en 14 IVBPR. Daarom moet ook om deze reden de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
Met betrekking tot dit verweer heeft de verdediging onder punt 50 subsidiair verzocht om H238 als getuige te horen.
4.2.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft opnieuw verwezen naar de standpunten die het Openbaar Ministerie op de zitting van 22 maart 2023 al naar voren heeft gebracht. Deze standpunten houden kort gezegd in dat het handelen van het TOOI, de informant en H238 niet vallen binnen het voorbereidend opsporingsonderzoek maar dat dit slechts heeft gediend als startinformatie (en daarmee dus ook niet binnen het bereik van artikel 359a Sv vallen), noch dat er sprake is van enig vormverzuim. Het verweer kan daarom ook niet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De subsidiaire verzoeken van de verdediging zijn onvoldoende onderbouwd en moeten daarom worden afgewezen.
4.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat daarin een proces-verbaal, gedateerd 20 december 2022, is gevoegd van verbalisant [nummer] van het TOOI. In dit proces-verbaal is door de verbalisant geverbaliseerd dat in december 2022 via een informant de volgende informatie is binnengekomen bij het TOOI:
“De organisatoren van de [milieu activisten] actie waarbij het plan is om op 28 januari 2023 de A12 te bezetten zijn: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ”.
Bovenstaande informatie is door de verbalisant als betrouwbaar aangemerkt. Nader onderzoek leidde tot de vaststelling dat met bovengenoemde namen (voor zover relevant) werden bedoeld: medeverdachte [medeverdachte 4] , medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 3] . Deze informatie is op 20 december 2022 beschikbaar gesteld aan de districtsrecherche. Op 13 januari 2023 is onder het gezag van de officier van justitie onderzoek [onderzoeksnaam] gestart. Door [verbalisant] van de politie-eenheid Den Haag is vervolgens op openbaar toegankelijke social media-accounts, waaronder Twitter, onderzoek gedaan naar de in de TOOI-informatie genoemde personen, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot verschillende verdenkingen van opruiing.
In het dossier zitten verder processen-verbaal met daarin de bevindingen van H238. De virtueel agent heeft in het kader van eerdere acties van [milieu activisten] social media gemonitord op mogelijke nieuwe acties. Ook is H238 toegetreden tot een Signal-groep van [milieu activisten] , waarin informatie werd gedeeld over onder andere aankomende acties, trainingen en werkwijzen. De verdachte was één van de beheerders van die groep.
De rechtbank overweegt dat de officier van justitie voornoemde stukken, te weten de TOOI-informatie, het daaropvolgende onderzoek op social media en de activiteiten van H238, aan het dossier heeft gevoegd, waardoor zowel de rechtbank alsook de verdediging kennis heeft kunnen nemen van de start van het opsporingsonderzoek en het verloop daarvan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie daarmee voldoende verantwoording afgelegd over het opsporingsonderzoek dat onder zijn gezag heeft plaatsgevonden. Dit betekent dan ook dat op die grond geen sprake is van schending van de artikelen 11 EVRM en 21 IVBPR en dat het recht op een eerlijk proces van de verdachte niet is geschonden. De enkele stelling van de verdediging dat de activiteiten van het TOOI, de informant of H238 niet controleerbaar zijn, leidt evenmin tot de conclusie dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Het verweer om de officier van justitie op deze gronden niet-ontvankelijk te verklaren wordt dan ook verworpen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank evenmin de noodzaak om zich nader te laten voorlichten over de activiteiten van het TOOI, de informant of H238 door voeging van aanvullende stukken aan het dossier, dan wel door het horen van deze personen. De rechtbank wijst deze (voorwaardelijke) verzoeken daarom af.
4.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat geen van de door de verdediging gevoerde verweren kan leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Nu de rechtbank ook overigens geen redenen aanwezig acht voor een niet-ontvankelijkverklaring, zal zij de officier van justitie ontvankelijk verklaren in de vervolging van verdachte.

5.De bewijsbeslissing

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de uitlatingen van de verdachte weliswaar opruiend van aard zijn, maar dat de uitlatingen zijn gedaan in een besloten Signal-groep. Daarmee wordt niet voldaan aan het in artikel 131 Sr neergelegde vereiste van openbaarheid, zodat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft eveneens het standpunt ingenomen dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Ook de verdediging heeft bepleit dat de verdachte de berichten in een besloten Signal-groep heeft verzonden en dat dus niet is voldaan aan het vereiste van openbaarheid. Door het plaatsen van de berichten in een besloten Signal-groep kan ook niet bewezen worden dat de verdachte opzet heeft gehad op de opruiing, het medeplegen of de medeplichtigheid.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Niet ter discussie heeft gestaan dat de verdachte op 2 januari 2023 de ten laste gelegde berichten heeft gestuurd in een Signal-groep. De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag of de verdachte zich door het versturen van deze berichten schuldig heeft gemaakt aan opruiing, dan wel dat zij daaraan medeplichtig is geweest.
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van opruiing moet aan de volgende – kort weergegeven – vier vereisten zijn voldaan:
1. opruien moet worden gezien als het aanzetten tot iets ongeoorloofds. Dit ongeoorloofde moet een naar Nederlands recht strafbaar feit zijn. Het is niet nodig dat het feit waartoe wordt aangezet ook daadwerkelijk wordt gepleegd;
2. er moet sprake zijn van opzet. Dat kan voorwaardelijk opzet zijn: het bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat wordt opgeruid tot het plegen van een strafbaar feit;
3. vereist is verder dat de uitlating in het openbaar is gedaan. Dat wil zeggen onder zodanige omstandigheden en op een manier dat deze door het publiek gehoord (rechtbank: of gelezen, of gezien) kon worden;
4. de uitlating moet bovendien mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan.
Zijn de uitlatingen van de verdachte opruiend?
Op 2 januari 2023 heeft de verdachte het volgende bericht in de Engelse taal verstuurd: “
Heya Lovely humans, we’re gonna make a ruckus on the 28th!”. Door de politie is geverbaliseerd dat het woord ‘
ruckus’ vertaald dient te worden als ‘tumult’ of ‘ordeverstoring’. De verdachte heeft verklaard dat zij heeft gedoeld op ‘opschudding’. Wat daar ook van zij, naar het oordeel van de rechtbank kan het bericht van de verdachte niet worden aangemerkt als opruiend. In het bericht kan de rechtbank, gelet op de gebruikte bewoordingen, maar ook bezien in de context waarin het bericht is gestuurd, geen concrete oproep lezen om anderen op te roepen de A12 te blokkeren of andere strafbare feiten te plegen.
Het tweede ten laste gelegde bericht betreft een bericht van de verdachte waarin zij informatie heeft gegeven over data van briefings waarin plannen, ‘
legal aspects’en paklijsten besproken zullen gaan worden. Tevens heeft de verdachte daarbij een document gedeeld met informatie over anonimiteit, met daarbij de volgende tekst in de Engelse taal: “
We are all invited to go into the action anonymously. Many anonymous people will create a strong defense against persecution. This, however, is your own choice to make, and I invite you to give it some thought this week. You can find more info on pros and cons in this document.” Ook dit bericht kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als opruiend, ook niet bezien in de context waarin het is gestuurd. Het bericht bevat geen concrete oproep om de A12 te blokkeren, noch om andere strafbare feiten te plegen.
Nu een bewezenverklaring van het ten laste gelegde reeds afstuit op het ontbreken van het opruiende karakter van de berichten, komt de rechtbank niet meer toe aan een beoordeling van de andere vereisten. De verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Omdat evenmin gezegd kan worden dat de verdachte door het versturen van voornoemde berichten medeplichtig is geweest aan de opruiing van anderen, moet zij ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

6.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan integraal vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. M. Rigter, rechter,
mr. K.C.J. Vriend, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.R. van der Klugt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 augustus 2023.