3.3.Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Ten aanzien van het bij dagvaarding I (09/081016-23) tenlastegelegde
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 30).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 juli 2023;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 22 juni 2022 (p. 3-10).
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte, stelt de rechtbank buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte op 11 juni 2022 een cijferslotpaneel en een schoolbel toebehorende aan de [benadeelde] in Gouda, heeft vernield.
Ten aanzien van het bij dagvaarding II (09/104697-23) tenlastegelegde
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 91).
Feit 1 (aanrijding [slachtoffer] ):
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 april 2023, voor zover inhoudende (p. 17-19):
Op 19 april 2023 zag ik dat het voertuig [kenteken] het parkeerterrein opreed achter de [winkel] in Waddinxveen. Nadat ik naar hem toe reed en mijn auto op een halve meter van zijn auto tot stilstand had gebracht, ben ik direct uitgestapt. Ik zag dat [verdachte] naar mij keek. Ik schreeuwde meteen, op niet mis te verstane wijze: POLITIE, STAAN BLIJVEN, JE BENT AANGEHOUDEN. Ik had daarbij mijn transportboeien en politielegitimatie in mijn hand. Dit was duidelijk zichtbaar voor [verdachte] . Ik zag ook dat [verdachte] naar mijn hand keek en dus naar de transportboeien en politielegitimatiebewijs keek. Ik zag dat [verdachte] de auto in zijn achteruit zette en bij mij weg reed in een poging om te ontkomen aan zijn aanhouding. Ik zag dat hij tijdens het achteruit rijden slingerde. Ik ben daarop achter de auto aan gerend. Ik zag dat [verdachte] niet verder achteruit kon rijden door andere personenauto’s en dat hij zijn auto al slingerend tot stilstand bracht. Nadat ik opnieuw voor de auto stond, riep ik op niet mis te verstane wijze: POLITIE, STIL STAAN, JE BENT AANGEHOUDEN. Ik zag namelijk meerdere omstanders, die op ruime afstand stonden, omkijken. Ik stond op dat moment pal voor de auto van [verdachte] . Tussen mij en zijn voertuig zat ongeveer 20 tot 30 centimeter. Ik zag aan [verdachte] dat hij gehaast en vluchtig om zich heen keek. Ik hoorde direct daarop dat de auto van [verdachte] hard accelereerde. Ik hoorde een heel hoog toerental. Ik zag dat de auto [verdachte] weer in beweging kwam. Toen zijn auto weer in beweging kwam ben ik direct opzij gesprongen. Ik was bang dat hij mij aan zou gaan rijden met alle gevolgen van dien. Ik zag dat hij met een hoog toerental links om mij heen reed. Als ik was blijven staan, had hij mij zeker aangereden. Het kan niet anders dan dat [verdachte] mij heeft gehoord, ondanks dat het raam dicht zat. Ook hoorde ik geen muziek of andere geluiden verder uit de auto komen, waardoor hij het mogelijk niet had kunnen horen.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 april 2023, voor zover inhoudende (p. 24-25):
Op 19 april 2023 reed ik het parkeerterrein op van de [winkel] . Ik zag genoemd voertuig op de parkeerplaats rijden in de richting van collega [slachtoffer] . Ik zag collega [slachtoffer] op de [auto] aflopen. Ik hoorde hem meerdere malen op een niet mis te verstane wijze en op luide toon roepen: ‘’Politie staan blijven’’. Ik zag dat hij hierbij een politielegitimatiebewijs in zijn handen droeg en voor zich hield. Direct hierop zag ik de achteruitrijverlichting van de [auto] ontbranden waarna de [auto] met een redelijke vaart achteruit op mij afreed. Ik stond echter stil op de rijbaan en blokkeerde de doorgang waardoor de [auto] niet verder kon rijden. Het was mij hierdoor direct duidelijk dat de bestuurder van de [auto] van plan was geen gehoor te geven aan de sommaties van collega [slachtoffer] . Ik zag dat de [auto] weer optrok in de richting van collega [slachtoffer] . Ik hoorde hierbij de banden van de [auto] piepen. Ik zag dat collega [slachtoffer] midden op de rijbaan stond waarna hij opzij moest springen om niet geraakt te worden door de [auto] .
De rechtbank stelt op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 19 april 2023 op het parkeerterrein in Waddinxveen met toenemende snelheid op [slachtoffer] is afgereden. [slachtoffer] is vlak voor de aanrijding opzij gesprongen, waardoor hij een aanrijding heeft kunnen voorkomen.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij een man schreeuwend op zijn auto af zag komen lopen. De verdachte had net drugs aan iemand verkocht en was bang dat het om een ripdeal ging, waardoor hij in paniek raakte en zo snel mogelijk weg wilde rijden van het parkeerterrein.
Zijn verklaring ondersteunt de verklaring van de agenten dat hij wegreed om te ontkomen aan de man die op hem afkwam. De rechtbank acht de verklaring over de reden waarom hij dat deed echter ongeloofwaardig. Uit het procesdossier volgt immers dat [slachtoffer] op een halve meter afstand van de verdachte was verwijderd, hij met een legitimatiebewijs en handboeien in zijn handen in de richting van de verdachte is gelopen en daarbij meerdere malen en op een luide toon heeft geroepen dat de verdachte werd aangehouden. Daarbij is door de verbalisanten geconstateerd dat de verdachte hem aankeek. Het is, ook omdat hij vlak daarvoor drugs had verkocht, zeer onaannemelijk dat de verdachte niet wist dat het om een aanhouding ging. Bovendien is uit de bewijsmiddelen niet gebleken dat zich enige omstandigheden voordeden, waardoor de verdachte het idee had kunnen hebben dat hij in gevaar was en daarom moest vluchten.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de verdachte zich met dit handelen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag (primair) ofwel een poging tot zware mishandeling (subsidiair).
Net als de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Uit het dossier blijkt ook niet dat de kans op de dood in dit geval aanmerkelijk was. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag van [slachtoffer] .
De volgende vraag is of de verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daarvan is sprake als de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De te verwachten gevolgen van een aanrijding van een voetganger door een auto worden – naar algemene ervaringsregels – in belangrijke mate bepaald door de snelheid van de auto. Indien met meer dan geringe snelheid wordt gereden, bestaat de aanmerkelijke kans dat een voetganger daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt.
Hoewel de snelheid in dit geval niet exact kan worden bepaald, acht de rechtbank – gelet op het hoge toerental dat is gehoord net als de piepende banden – wel bewezen dat de verdachte met toenemende snelheid en zonder te remmen op [slachtoffer] is afgereden en daarna is doorgereden. Het wegrijden en de manier waarop hij dat deed liet de aanmerkelijke kans bestaan dat [slachtoffer] zou worden geraakt. Indien [slachtoffer] niet opzij was gesprongen, dan zou de verdachte met de kracht van een optrekkende auto tegen hem zijn aangereden waardoor hij ernstige verwondingen had kunnen oplopen. Er is dan ook sprake van voorwaardelijk opzet. Het met toenemende snelheid inrijden met een personenauto op een zich voor die auto bevindende voetganger brengt naar algemene ervaringsregels in ieder geval de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich.
De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dat gevolg ook willens en wetens aanvaard. De verdachte zag dat [slachtoffer] op hem af kwam lopen en moet hem ook recht voor zijn auto hebben gezien. Toch is hij doorgereden zonder zijn toenemende snelheid te verminderen of door [slachtoffer] te ontwijken. Met dat wegrijden, kennelijk om aan de verbalisant te ontkomen, heeft hij de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] daarbij geraakt zou worden, bewust aanvaard.
Conclusie
De rechtbank acht het bij dagvaarding II onder 1, subsidiair, ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 (handel verdovende middelen):
De rechtbank zal voor dit feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 juli 2023;
2. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte [naam 2] , opgemaakt op 19 april 2023 (p. 40-42);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 mei 2023 (p. 94-95);
4. Een verslag van een deskundige, te weten het NFI-dent rapport van 17 mei 2023 (p. 96).
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, de bevindingen van de verbalisanten en de aangetroffen drugs, stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 19 mei 2023 0.3 gram cocaïne heeft verkocht.
Feit 3 (gevaarlijk rijgedrag):
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 juli 2023, voor zover inhoudende:
Ik heb de agent aan de linkerkant gelaten en ben toen het fietspad opgereden. Ik reed op het fietspad op [locatie 2] . Het was een beetje druk, maar ik heb dwars over het middenstuk de rotonde gereden en ben onder het spoor gegaan. Links van mij was de [winkel] , daar heb ik door rood gereden. Ik heb spookgereden tot ik kon terug voegen. Het zou kunnen dat ik twee keer door rood ben gereden.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 april 2023, voor zover inhoudende (p. 24-25):
Op 19 april 2023 bevond ik mij op de [locatie 2] . Ik zag dat de [auto] het fietspad gelegen op de [locatie 2] opreed in de
richting van [basisschool] . Ik zag dat er meerdere fietsers op het fietspad reden die direct aan de kant afstapten om snel genoeg opzij te kunnen gaan
voor de [auto] . Ik zag dat de [auto] nog steeds doorreed. Ik zag dat hij hierbij
niet remde. Ik zag dat de [auto] aan het einde van [locatie 3] wederom linksaf sloeg. Dit was een lang recht en breed fietspad waar een voet/wandelpad naast gelegen was. Ik zag dat de [auto] direct hard op trok en met zeer hoge snelheid van mij af reed. Ik reed daarbij gemiddeld 70 a 80 kilometer per uur, echter reed de [auto] nog steeds met hoge snelheid van mij af waardoor het niet anders kan zijn dat hij nog harder reed. Ik schat hierbij in dat hij gemakkelijk 100 kilometer per uur heeft gereden op dit fietspad. Ik zag dat de [auto] rechtsaf sloeg op het fietspad richting het spoor. Ik zag dat hij hierbij meerdere fietser passeerde welke zichtbaar aan de kant moesten stappen. Ik zag dat het voertuig over de [locatie 4] slingerend tussen de voertuig doorreed. Ik zag dat de bestuurder de tenaamgestelde van het voertuig betrof. Dit bleek te zijn [verdachte] geboren op [geboortedatum] te Gouda.
3. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 19 april 2023, voor zover inhoudende (p. 67-70):
Ik zag dat de verdachte, met zijn voertuig over het trottoir aldaar reed in de richting van de [locatie 5] en mij passeerde. Toen de verdachte over het trottoir reed zag ik dat zijn snelheid (voor deze locatie) behoorlijk hoog was. Ik schat dat dit ongeveer 30 kilo meter per uur betrof. Hierna reed de verdachte, zonder richting aan te geven en snelheid te minderen de [locatie 5] op in de richting van de kruising [locatie 5] met de [locatie 6] . Op de kruising reed de verdachte midden over de rotonde heen zonder snelheid te minderen. Hierdoor moesten de overige weggebruikers hard remmen. Ik zag dat de verdachte meerdere malen op de verkeerde rijstrook reed (tegen gesteld rijstrook/weggedeelte) om zodoende verschillende weggebruikers te kunnen inhalen. Hierdoor ontstonden er verschillende gevaarlijke situatie waarbij overige weggebruikers hard moeste remmen om een aanrijding te voorkomen. Tevens zag ik dat de verdachte op de [locatie 2] tweemaal door het rode verkeerslicht reed. Ik zag vervolgens dat de verdachte de [locatie 7] opreed. Ook hier zag ik dat de verdachte meerdere malen op de verkeerde rijstrook reed (tegen gesteld rijstrook/weggedeelte) om zodoende verschillende weggebruikers te kunnen inhalen. Hierdoor ontstonden er verschillende gevaarlijke situatie waarbij overige
weggebruikers hard moeste remmen om een aanrijding te voorkomen.
Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde overtreding van artikel 5a Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) moet worden beoordeeld of verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen de volgende ten laste gelegde gedragingen bewezen:
- met een hoge snelheid, in ieder geval sneller dan 70 kilometer per uur over een fietspad rijden, fietsers passeren en vervolgens niet te remmen of uit te wijken voor (die) fietsers;- slingerend rijden;
- met hoge snelheid, ongeveer 30 km/u, over het trottoir te rijden;- over een rotonde heen te rijden;- het tweemaal negeren van rood licht uitstralende verkeerslichten en
- de verplichte rijrichting te negeren.
Bovengenoemde gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als het schenden van verkeersregels, zoals bedoeld in artikel 5a WVW. Dit artikel heeft betrekking op ernstig verkeersgedrag. Volgens de wetgever gaat het bij ernstig verkeersgevaarlijk gedrag bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel, of het schenden van meerdere verkeersregels. In dit geval heeft de verdachte, terwijl hij enige tijd werd achtervolgd door de politie, in een soort dollemansrit bovenstaande verkeersregels geschonden terwijl hij reed in de bebouwde kom. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de verkeersregels daarmee in ernstige mate heeft geschonden.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard en het samenstel van de hiervoor al omschreven gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder hij deze gedragingen heeft verricht, kan worden afgeleid dat hij opzet had op het in ernstige mate schenden van deze verkeersregels.
Om vast te kunnen stellen dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, moet het gevaar ten tijde van de gedragingen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor beschreven rijgedrag een zeer gevaarlijke situatie oplevert, doordat verdachte op klaarlichte dag hard reed en slechts bezig was met het vluchten voor de politie. Uit de verklaringen van de verbalisanten volgt ook dat op verschillende momenten meerdere weggebruikers, waaronder fietsers, snel opzij moesten gaan of hard moesten remmen om zo een aanrijding te voorkomen. De rechtbank acht op grond daarvan bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.