In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Argentijnse vrouw, had een terugkeerbesluit ontvangen op 27 december 2022, waarin werd bepaald dat zij binnen 28 dagen de Europese Unie diende te verlaten. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat zij geen procesbelang meer heeft, omdat zij op 27 december 2022 zelfstandig naar Argentinië is teruggekeerd. Dit betekent dat het terugkeerbesluit feitelijk is uitgewerkt.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, zonder zitting. Eiseres stelde dat het terugkeerbesluit ten onrechte was opgelegd, omdat zij een duurzame relatie heeft met haar Nederlandse partner en op 11 januari 2023 met hem is getrouwd. Echter, de rechtbank oordeelde dat, gezien de vrijwillige terugkeer van eiseres naar haar land van herkomst, er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep nodig was. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen als griffier. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.