In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. gevestigd te [vestigingsplaats], en de inspecteur van de Belastingdienst. Het geschil betreft de vraag of de naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen (Bpm) van € 6.933 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. De inspecteur had de naheffingsaanslag gehandhaafd na een bezwaar van eiseres. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 24 mei 2021 een bedrag van € 49.559 aan Bpm heeft voldaan voor de registratie van een Ferrari 812 Superfast HELE coupé. De inspecteur heeft de handelsinkoopwaarde van de auto vastgesteld op basis van een taxatierapport en een controle door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De rechtbank oordeelt dat de bewijslast voor de hoogte van de handelsinkoopwaarde bij de inspecteur ligt, en dat deze de door hem gehanteerde waarde aannemelijk heeft gemaakt.
Eiseres heeft betoogd dat artikel 110 van het VWEU zich verzet tegen een hogere Bpm dan de herrekende bruto Bpm van vergelijkbare voertuigen. De rechtbank concludeert echter dat er geen sprake is van een hogere belasting voor motorvoertuigen van andere EU-landen dan voor nationale motorvoertuigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.