ECLI:NL:RBDHA:2023:11429

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 3102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de juistheid van de naheffingsaanslag Bpm en de CO2-uitstoot van een geïmporteerde auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. gevestigd te [vestigingsplaats], en de inspecteur van de Belastingdienst. Het geschil betreft de naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen (Bpm) die aan eiseres is opgelegd. De naheffingsaanslag bedraagt oorspronkelijk € 16.071, maar is bij uitspraak op bezwaar verminderd tot € 15.052. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op haar aangifte van 6 augustus 2020 een bedrag van € 5.699 aan Bpm heeft voldaan voor de registratie van een Audi SQ5 3.0 SUV, waarbij een CO2-uitstoot van 289 gr/km is opgegeven. De auto is geïmporteerd uit de Verenigde Staten en beschikt niet over een Europese typegoedkeuring. Eiseres betwist de hoogte van de CO2-uitstoot en stelt dat deze lager zou moeten zijn, namelijk 189 gr/km, gebaseerd op referentievoertuigen die in Nederland zijn geregistreerd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht is uitgegaan van de CO2-uitstoot van 289 gr/km, zoals vermeld op het Litouwse kentekenbewijs. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake is van een waardevermindering van de auto door ex-schade. De bewijslast hiervoor ligt bij eiseres, en zij heeft niet voldoende bewijs geleverd om haar standpunt te onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/3102

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres een naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 16.071 (de naheffingsaanslag).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 april 2022 de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 15.052.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2023.
Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen.
Namens verweerder zijn verschenen mr. [naam 1], mr [naam 2] en
[naam 3].

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft op haar aangifte van 6 augustus 2020 een bedrag van € 5.699 aan Bpm voldaan ter zake van de registratie van een Audi SQ5 3.0 SUV (de auto). Hierbij is eiseres uitgegaan van een CO2-uitstoot van de auto van 289 gr/km. De datum van eerste toelating van de auto is 28 februari 2018. De auto is een uit de Verenigde Staten geïmporteerd voertuig en beschikt niet over een Europese typegoedkeuring.
2. In de aangifte Bpm is de te betalen belasting berekend op basis van een taxatierapport van [bedrijfsnaam] B.V. Daarin is uitgegaan van een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 53.891. Hierop heeft de taxateur een bedrag van € 40.372 in verband met schade aan de auto in mindering gebracht. Hierdoor is de handelsinkoopwaarde van de auto bepaald op € 13.519.
3. Verweerder heeft een bedrag van € 16.071 aan Bpm nageheven. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op een rapport van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) van 26 augustus 2020. Bij de vaststelling van de verschuldigde Bpm is verweerder eveneens uitgegaan van een CO2-uitstoot van de auto van 289 gr/km. Verder heeft verweerder een historische nieuwprijs van € 162.290 en een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 52.750 (op basis van de koerslijst Xray (marge)) gehanteerd. Er is geen schadebedrag in aanmerking genomen.
4. Bij uitspraak op bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd tot € 15.052. Daarbij is uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat van € 50.154 gebaseerd op de koerslijst van EurotaxGlass’s met toepassing van de correctiefactoren ‘markt- en dealersituatie’.

Geschil5. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of verweerder van de juiste CO2-uitstoot is uitgegaan en of verweerder terecht geen rekening heeft gehouden met ex-schade.

6. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte de CO2-uitstoot van de auto heeft vastgesteld aan de hand van de Scandinavische rekenmethode. Er dient te worden uitgegaan van een lagere CO2-uitstoot van 189 gr/km gelet op de reeds eerder ingevoerde referentievoertuigen. Verweerder heeft bovendien ten onrechte geen rekening gehouden met een waardevermindering van de auto in verband met ex-schade.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
Beoordeling van het geschil
CO2-uitstoot
8. Vaststaat dat de auto vanuit de Verenigde Staten naar Litouwen is geëxporteerd. Tussen partijen is niet in geschil dat de auto door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) is gekeurd en dat daarbij de CO2-uitstoot, berekend op basis van de Scandinavische rekenmethode, is overgenomen van het Litouwse kentekenbewijs. De op het Litouwse kentekenbewijs vermelde CO2-uitstoot bedraagt 289 gr/km.
9. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder de CO2-uitstoot dient te bepalen aan de hand van een NEDC1-test. Eiseres verwijst hierbij naar 65 referentieauto’s die in Nederland geregistreerd staan met een CO2-uitstoot van 189 gr/km. Van deze referentievoertuigen beschikken 6 evenmin over een Europese typegoedkeuring. Door de CO2-uitstoot niet te bepalen aan de hand van een NEDC1-test handelt verweerder volgens eiseres in strijd met het recht. Ook stelt eiseres dat sprake is van schending van artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aangezien de auto van eiseres zwaarder wordt belast dan gelijksoortige auto’s.
10. De rechtbank volgt bovengenoemde standpunten van eiseres niet. Verweerder is terecht uitgegaan van een CO2-uitstoot van 289 gr/km. Deze uitstoot staat immers vermeld in het kentekenregister van de RDW en op het Litouwse kentekenbewijs. Door de keuring en registratie van de auto is de hoogte van de CO2-uitstoot een vaststaand feit geworden. [1] Het standpunt van eiseres dat de CO2-uitstoot op basis van de door haar aangedragen referentieauto’s dient te worden verlaagd naar 189 gr/km omdat anders sprake zou zijn van schending van artikel 110 VWEU volgt de rechtbank evenmin. Uit het hiervoor aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 3 april 2020 volgt dat verweerder terecht is uitgegaan van een CO2-uitstoot van 289 gr/km. Dat een andere rekenmethode een lagere CO2-uitstoot zou geven, is geen reden om niet van de CO2-uitstoot vermeld op het Litouwse kentekenbewijs uit te gaan. Het hanteren van de Scandinavische rekenmethode is immers in overeenstemming met de betreffende regelgeving (Richtlijn 2007/46/EG).
11. Uit genoemd arrest volgt tevens dat door verschillen in CO2-uitstoot bij overigens vergelijkbare personenauto’s niet wordt aangetoond dat als uitgangspunt te veel Bpm in aanmerking is genomen. Eiseres stelt dat de auto en de door haar aangedragen referentievoertuigen exact dezelfde auto’s zijn die in natuurkundig opzicht dezelfde CO2-uitstoot hebben. Volgens eiseres is daarom de CO2-uitstoot op het kentekenbewijs van de auto te hoog vastgesteld. Dit betoog faalt reeds omdat eiseres, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, niet heeft aangetoond dat sprake is van exact dezelfde auto’s.
Ex-schade
12. De bewijslast met betrekking tot de door eiseres gestelde waardevermindering vanwege het schadeverleden van de auto rust op eiseres. Eiseres heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het in haar beroepschrift vermelde bedrag van € 24.500 aan ex-schade te hoog is en dat zij het standpunt volgt van haar taxateur. De taxateur van eiseres heeft in het taxatierapport een bedrag van € 8.084 in aanmerking genomen onder de noemer “waardeverminderende/-vermeerderende factoren” zonder te specificeren welke waarde vermindering of waarde vermeerdering aan welke factor moet worden toegekend. Ook van een onderbouwing (bijvoorbeeld op basis van marktgegevens) is geen sprake. Indien sprake is van een waardedaling van de auto ten gevolge van een voormalige schade aan de auto is het aan eiseres om te onderbouwen en aan te tonen dat ook na herstel van de schade een blijvende waardevermindering van de auto heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft niet aan deze bewijslast voldaan. Tegenover de gemotiveerde betwisting van de waardedaling door verweerder heeft eiseres door de enkele verwijzing naar een bedrag in haar taxatierapport een waardevermindering van de auto niet aannemelijk gemaakt, laat staan aangetoond.
Conclusie
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het hoger beroepschrift ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Hoge Raad van 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:561.