ECLI:NL:RBDHA:2023:11412

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.18833
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke kader van de Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot medische zorg en uitzetting naar Nigeria

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in Nederland verblijft, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 werd afgewezen. Verzoeker had eerder te horen gekregen dat hij op 2 augustus 2023 zou worden uitgezet naar Nigeria, wat hij betwistte vanwege zijn medische situatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van verzoeker zwaarder wegen dan die van de Staat bij de voorgenomen uitzetting. De rechter baseerde zijn beslissing op het advies van het Bureau Medische Advisering, waaruit bleek dat de medische zorg in Nigeria voor verzoeker ontoegankelijk zou zijn en dat zijn gezondheid in gevaar zou komen bij uitzetting. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat verzoeker de behandeling van zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag in Nederland mag afwachten. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van verzoeker en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18833

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: L. Verhaegh), verweerder.

Inleiding

Bij besluit van 28 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de ambtshalve aanvraag om toepassing te geven aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.
Op 28 juni 2023 heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Ook heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening gevraagd.
De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) heeft aan verzoeker meegedeeld dat hij op 2 augustus 2023 zal worden uitgezet naar Nigeria.
In verband met het spoedeisende karakter van dit verzoek om een voorlopige voorziening heeft een openbare behandeling van het verzoek niet plaatsgevonden.

Overwegingen

1.1
De DT&V heeft eerder op 21 juni 2021 aan verzoeker meegedeeld dat hij op 3 juli 2023 zal worden uitgezet naar Nigeria. Op 21 juni 2023 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de feitelijke uitzetting. Ook heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Gebleken is dat de regievoerder van DT&V gelet op de medische situatie van verzoeker daaraan voorafgaand heeft gevraagd of aanleiding bestaat toepassing te geven aan artikel 64 van de Vw 2000. Naar aanleiding van dit ambtshalve verzoek heeft verweerder het Bureau Medische Advisering (BMA) gevraagd om advies uit te brengen. Op 11 mei 2023 heeft het BMA advies uitgebracht. Uit het advies volgt onder meer dat bij uitblijven van de in dat advies genoemde behandeling een medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht, omdat dit kan leiden tot afstoting van de getransplanteerde nier en daaropvolgend nierfalen. Het is levensbedreigend. Verder verwacht de BMA-arts een medische noodsituatie op korte termijn, omdat wisselend sprake is van zeer hoge bloeddrukken hetgeen het risico op een beroerte kan verhogen. Ook dit is levensbedreigend.
1.2
Bij brief van 16 mei 2023 is verzoeker in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat de medische zorg in Nigeria voor hem ontoegankelijk is. Hem is desgevraagd uitstel verleend tot 27 juni 2023.
1.3
De DT&V heeft op 21 juni 2021 aan verzoeker meegedeeld dat hij op 3 juli 2023 zal worden uitgezet naar Nigeria. Op die dag heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de feitelijke uitzetting. Ook heeft hij connex daaraan een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek staat bekend onder zaaknummer NL23.18120.
1.4
Bij brief van 27 juni 2023 heeft verzoeker gemotiveerd aangegeven dat medische zorg voor hem niet toegankelijk is.
1.5
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 juni 2023 ter zitting behandeld en bij uitspraak van 29 juni 2023 het verzoek toegewezen en overwogen dat het belang van verzoeker zwaarder weegt dan het belang van verweerder om verzoeker op korte termijn uit te zetten. De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen dat door verzoeker op 3 juli 2023 uit te zetten, het instellen van rechtsmiddelen tegen het nog niet aan verzoeker uitgereikte en ambtshalve door verweerder zelf in verband met de medische situatie van verzoeker genomen besluit op grond van artikel 64 van de Vw 2000, illusoir wordt. De voorzieningenrechter heeft het belang van verzoeker om daartegen mogelijk rechtsmiddelen in te stellen, gelet op de inhoud en conclusie van het BMA advies, zwaarder laten wegen dan het belang van verweerder om verzoeker op korte termijn uit te zetten. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat verzoeker niet mag worden uitgezet tot is beslist op het bezwaar tegen de voorgenomen uitzetting op 3 juli 2023. De vlucht is daarop geannuleerd.
1.6
Bij besluit van 28 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de ambtshalve aanvraag van artikel 64 van de Vw 2000 afgewezen. In dat besluit gaat verweerder in op dat wat verzoeker in de brief van 27 juni 2023 naar voren heeft gebracht. Op 29 juni 2023 heeft verweerder dit besluit aangevuld voor wat betreft de rechtsgevolgen van de beschikking.
1.7
Op 28 juni 2023 heeft verzoeker tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft toegelicht waarom de voor hem nodige medische behandeling niet toegankelijk is.
1.8
Bij besluit van 4 juli 2023 is het bezwaar tegen de voorgenomen uitzetting niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoeker, gelet op de annulering van de vlucht, geen belang meer heeft bij een inhoudelijke afdoening van het bezwaar tegen de feitelijke uitzetting op 3 juli 2023.
1.9
De DT&V heeft vervolgens aan verzoeker meegedeeld dat hij op 2 augustus 2023 zal worden uitgezet naar Nigeria. Desgevraagd heeft verweerder aan de voorzieningenrechter laten weten dat de gemachtigde van verzoeker op 31 juli 2023 op de hoogte is gesteld van de vluchtgegevens. De gemachtigde van verzoeker heeft daarop gevraagd om een versnelde behandeling van het op 28 juni 2023 ingediende verzoek om een voorlopige voorziening.
2.1
Verzoeker voert in bezwaar aan dat de medische behandeling voor hem niet toegankelijk is. Hij wijst op het artikel “Nigeria Health Service” van Pacific Prime. Ook heeft verzoeker aangegeven dat zijn zus en haar man vanwege hun eigen armoede verzoeker niet financieel kunnen ondersteunen. Verzoeker wijst op een rapport van Human Righs Watch “Hunger during the pandemic shows Nigeria’s social security gaps” van 19 augustus 2021. Verzoeker is zelf [getal] jaar en ziekelijk en is na terugkeer niet in staat om werk te vinden om zelf in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Ook is volgens verzoeker van belang dat de noodzakelijke medische zorg beschikbaar is in Abuja, maar dit is een volle dag reizen vanaf Umah Dinaka.
2.2
Verweerder stelt zich bij brief van 31 juli 2023 op het standpunt dat verzoeker eerder een procedure om uitstel van vertrek te verlenen heeft gevoerd. Het BMA advies dat ten grondslag ligt aan de huidige besluitvorming maakt gewag van het gegeven dat op 11 juni 2020 een medisch advies is uitgebracht. De conclusies van onderhavig advies en het eerdere advies zijn in overeenstemming met elkaar. De eerdere weigering om aan verzoeker uitstel van vertrek te verlenen is geaccordeerd door de rechtbank en de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Met betrekking tot de gronden van bezwaar die zijn ingediend merkt verweerder op dat dit een herhaling betreft van hetgeen reeds in eerste aanleg naar voren is gebracht. In het bestreden besluit van 28 juni 2023 is hier gemotiveerd op ingegaan. Om herhaling te voorkomen verwijst verweerder dan ook naar dat besluit. Tot slot wenst verweerder op te merken dat aan de reisvoorwaarden welke door BMA zijn gesteld in het advies van 11 mei 2023 wordt voldaan. Verzoeker krijgt reismedicatie en zijn medische dossier mee. Voorts wordt verzoeker begeleid tijdens de reis door een medisch escort (verpleegkundige) en escorts van de Koninklijke Marechaussee.
2.3
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder nog niet op het door verzoeker op 28 juni 2023 ingediende bezwaarschrift heeft beslist. Ook stelt de voorzieningenrechter vast dat de voorzieningenrechter in de procedure tegen de feitelijke uitzetting geen inhoudelijke beoordeling heeft kunnen maken van het op 28 juni 2023 genomen besluit waarbij verzoeker geen uitstel van vertrek is verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Door het voornemen verzoeker op 2 augustus 2023 uit te zetten, waarvan overigens volgens verweerder pas op 31 juli 2023 mededeling aan de gemachtigde van verzoeker is gedaan, worden zijn belangen om een rechtsmiddel in te zetten te kort gedaan. Op zo een korte termijn kan de voorzieningenrechter geen zorgvuldige inhoudelijke beoordeling maken ten aanzien van de vraag of het bezwaar tegen de weigering hem uitstel van vertrek te verlenen een redelijke kans van slagen heeft. Ook kan niet op zo een korte termijn de vraag worden beantwoord of aanleiding bestaat om van het horen af te zien. In het geval verweerder er belang aan hecht verzoeker op korte termijn uit te zetten, ligt het op de weg van verweerder om te beoordelen of verzoeker gehoord dient te worden naar aanleiding van het bezwaarschrift, en zo niet, om een besluit te nemen op het bezwaarschrift. Door dat niet te doen worden de belangen van verzoeker, namelijk door in rechte op te komen tegen het bestreden besluit, geschaad. Omdat door verweerder evenmin is aangegeven waarom de belangen van verweerder zwaarder zouden moeten wegen dan het belang van verzoeker om in rechte te kunnen opkomen tegen het besluit van verweerder om hem geen uitstel van vertrek te verlenen, en gelet op de mogelijke onomkeerbare gevolgen bij uitzetting, wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe. Ook in deze procedure betrekt de voorzieningenrechter het advies van het BMA advies van 11 mei 2023 waaruit volgt, kort weergegeven, dat het uitblijven van een medische behandeling in Nigeria om diverse redenen levensbedreigend is.
2.4
De omstandigheid dat op 11 juni 2020 ook een medisch advies is uitgebracht en dat een eerdere weigering om aan verzoeker uitstel van vertrek te verlenen is geaccordeerd door de rechtbank en de ABRvS, doet thans aan het voorgaande niet af.
2.5
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe omdat de belangen van verzoeker zwaarder wegen dan het belang van de Staat bij het verwijderen van verzoeker op korte termijn. Verzoeker mag de behandeling van het bezwaarschrift tegen de afwijzing om toepassing te geven aan artikel 64 van de Vw 2000 in Nederland afwachten.
2.6
Voor een proceskostenveroordeling bestaat aanleiding. De voorzieningenrechter begroot die kosten aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 837,- aan kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank houdt rekening met 1 punt voor het indienen van een verzoekschrift, met een waarde van € 837,- en een wegingsfactor van 1.
2.7
Verweerder dient tevens het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe zoals hiervoor onder r.o 2.5 overwogen;
  • veroordeelt verweerder om de proceskosten van verzoeker te vergoeden tot een bedrag van € 837,-.
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.