ECLI:NL:RBDHA:2023:11407

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
AWB 22/7000
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet voldaan griffierecht in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft eiser op 16 november 2022 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 21 oktober 2022 is genomen. Dit besluit hield in dat aan eiser een inreisverbod was opgelegd. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet is voldaan binnen de gestelde termijn van vier weken, zoals aangegeven in de brieven van de griffier aan eiser. Eiser heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven.

De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb een beroep niet-ontvankelijk is als het verschuldigde griffierecht niet tijdig is voldaan. Aangezien eiser het griffierecht niet heeft betaald, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank komt daardoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/7000

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.C. Gonçalves Aderaldo),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 16 november 2022 beroep ingesteld tegen het besluit van 21 oktober 2022 (het bestreden besluit), waarbij verweerder aan hem een inreisverbod heeft opgelegd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het inreisverbod gebaseerd op artikel 66a, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 omdat eiser de vrije termijn voor vertrek op basis van het op 14 september 2022 opgelegde terugkeerbesluit met meer dan drie dagen heeft overschreden.
2. Op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb is een beroep niet-ontvankelijk als het in het kader van het griffierecht verschuldigde bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3. Bij brief van 14 december 2022 heeft de griffier van de rechtbank aan eiser bericht dat het verschuldigde griffierecht uiterlijk vier weken na de datum van zijn mededeling dient te zijn voldaan. In deze brief is ook vermeld dat als het verschuldigde bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Op 12 januari 2023 is een bericht met dezelfde strekking per aangetekende post aan eiser verzonden, waarbij opnieuw een termijn van vier weken is gegeven om het griffierecht alsnog te betalen.
4. De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet is betaald binnen de in de brief van 12 januari 2023 gestelde termijn van vier weken. Er is geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven.
5. Gelet op de artikelen 8:41, zesde lid, en 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb is het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk en komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, op de hieronder vermelde datum en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.