ECLI:NL:RBDHA:2023:11395

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.17448
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Georgische nationaliteit met betrekking tot veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2023, wordt het beroep van eiser, een man van Georgische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 23 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 14 juni 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en de argumenten van eiser, die stelt dat hij sinds 2001 in Oekraïne woont en dat zijn band met Oekraïne sterker is dan met Georgië. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ook Oekraïne als veilig land van herkomst had moeten beoordelen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht enkel Georgië heeft beoordeeld, aangezien eiser de Georgische nationaliteit niet betwist.

De rechtbank gaat verder in op de argumenten van eiser over het vertrouwensbeginsel, waarbij hij aanvoert dat hij recht had op behandeling als Oekraïense vluchteling. De rechtbank concludeert dat eiser niet het vertrouwen heeft mogen ontlenen aan de ontvangen leefgeld en opvang, omdat hij wist dat hij de Georgische nationaliteit had. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, en dat het opgelegde inreisverbod van twee jaar niet onevenredig is. Eiser heeft niet onderbouwd waarom hij zijn familie niet kan zien, en de rechtbank wijst erop dat het inreisverbod niet geldt voor Oekraïne.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17448

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S.M.L.L. Bijloos),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Georgische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1979. Hij heeft op 23 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 14 juni 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij heeft Georgië in 2001 verlaten om bij zijn ouders in Oekraïne te gaan wonen. Sindsdien is hij niet meer teruggekeerd naar Georgië. Eiser heeft geen huis meer in Georgië en voelt zich niet comfortabel bij Georgiërs, onder meer omdat er geen baptistenkerk is. Volgens eiser wordt deze gemeenschap gekleineerd in Georgië, omdat deze gemeenschap wordt uitgelachen en achtergelaten met een oncomfortabel gevoel.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris het volgende relevante element: identiteit, nationaliteit en herkomst.
De staatssecretaris heeft het relevante element geloofwaardig geacht. Volgens de staatssecretaris zijn er geen andere relevante elementen. Eiser heeft in zijn gehoor namelijk desgevraagd bevestigd dat er bij terugkeer naar Georgië geen sprake zal zijn van vervolging of ernstige schade en dat het klopt dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat hij niet kan terugkeren naar Georgië. Eisers overige verklaringen hebben daarom volgens de staatssecretaris geen raakvlak met het Vluchtelingenverdrag of met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Omdat Georgië wordt beschouwd als een veilig land van herkomst en niet aannemelijk is dat dat in eisers geval anders is, heeft de staatssecretaris de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij is eiser een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Oekraïne als veilig land van herkomst
4. Eiser voert aan dat zijn band met Oekraïne sterker is dan de band met Georgië en dat de staatssecretaris daarom ook had moeten beoordelen of Oekraïne een veilig land van herkomst is voor eiser. Hij heeft immers geen enkele band meer met Georgië, omdat hij al sinds 2001 in Oekraïne woont.
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht enkel heeft beoordeeld of Georgië voor eiser een veilig land van herkomst is. De staatssecretaris heeft geen aanleiding hoeven zien om (ook) Oekraïne te beoordelen. Eiser betwist immers niet dat hij de Georgische nationaliteit heeft en betwist ook niet dat Georgië voor hem een veilig land van herkomst is. Dat zijn band met Oekraïne sterker is dan de band met Georgië, zoals eiser stelt, is onvoldoende voor een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.
Vertrouwensbeginsel
6. Eiser voert aan dat hij in maart 2022, na het begin van de oorlog in Oekraïne, naar Nederland is gereisd met andere Oekraïners, dat hij ruim een jaar leefgeld en opvang heeft gekregen en dat hij er op geen enkel moment op was gewezen dat hij hier geen recht op had.
7. Voor zover eiser hiermee een beroep doet op het vertrouwensbeginsel, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat eiser hier geen geslaagd beroep op kan doen. Aan het feit dat hij ruim een jaar leefgeld en opvang heeft gekregen en dat er – kennelijk – vanuit werd gegaan dat eiser de Oekraïense nationaliteit bezat omdat hij samen met een groep Oekraïense vluchtelingen naar Nederland is gereisd, heeft eiser niet het vertrouwen mogen ontlenen dat hij het recht had om te worden behandeld als iemand met de Oekraïense nationaliteit. Hij was er zelf immers van op de hoogte dat hij niet in het bezit is van de Oekraïense nationaliteit, maar van de Georgische nationaliteit. De beroepsgrond slaagt niet.
Kennelijk ongegrond en inreisverbod
8. Eiser voert aan dat zijn aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond en dat het opgelegde inreisverbod onevenredig bezwarend is voor hem. Hierdoor zal hij zijn moeder en broer die nog steeds in Oekraïne verblijven niet kunnen zien, omdat zij niet kunnen terugreizen naar Georgië. Ze zijn daar immers niet voor niets vertrokken destijds. Het gaat te ver dat de staatssecretaris stelt dat hij op een andere wijze invulling kan geven aan het familieleven.
9. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris heeft zich immers terecht op het standpunt gesteld dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst, waardoor hij op grond van de wet de bevoegdheid heeft om de aanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond. [1] Eiser heeft niet geconcretiseerd waarom hiervan had moeten worden afgeweken.
10. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar heeft mogen opleggen. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de wens van eiser om zijn moeder en broer te kunnen bezoeken, ongeacht waar zij naartoe reizen, geen reden is om geen inreisverbod op te leggen, omdat niet gebleken is dat het niet mogelijk is om op een andere manier invulling te geven aan het familieleven. De staatssecretaris heeft er verder op mogen wijzen dat de moeder en broer eiser in Georgië kunnen ontmoeten of in enig ander land waarvoor het inreisverbod niet geldt. Eiser heeft zijn stelling dat hij zijn familie niet zal kunnen zien omdat zij niet kunnen reizen naar Georgië niet onderbouwd. Daarnaast merkt de rechtbank op dat het inreisverbod niet geldt voor Oekraïne, waar zijn moeder en broer nu verblijven. De staatssecretaris heeft daarin dan ook geen aanleiding hoeven zien om af te zien van het inreisverbod en heeft erop mogen wijzen dat eiser, al dan niet tijdelijk, op andere wijze invulling kan geven aan zijn familieleven. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Diele, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.