ECLI:NL:RBDHA:2023:11394

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.19841 en NL23.19842
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 25 juli 2023, zijn de beroepen van eiseressen tegen de bestreden besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had op 22 juni 2023 maatregelen van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op 3 juli 2023 deze maatregelen heeft opgeheven. De eiseressen, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A. Khalaf, hebben aangevoerd dat de maatregelen van bewaring onrechtmatig waren en hebben verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft de beroepen op 18 juli 2023 behandeld, maar eiseressen zijn niet verschenen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de maatregelen van bewaring onrechtmatig waren vanaf 30 juni 2023, omdat de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een voorlopige voorziening had getroffen die eiseressen beschermde tegen uitzetting. De staatssecretaris had aangeboden om schadevergoeding te vergoeden voor de periode van 30 juni 2023 tot 3 juli 2023, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeken om schadevergoeding afgewezen moesten worden, omdat de staatssecretaris al had aangeboden deze schade te vergoeden. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, maar de verzoeken om schadevergoeding afgewezen, omdat de kosten voor de procedure overbodig waren.

De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.19841 en NL23.19842

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2023 in de zaken tussen

[eiseres 1] , v-nummer: [nummer] ,

[eiseres 2], v-nummer: [nummer] ,
eiseressen
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. M.M. Luik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseressen tegen de bestreden besluiten van 22 juni 2023, waarin de staatssecretaris aan eiseressen maatregelen van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Deze beroepen moeten tevens worden aangemerkt als verzoeken om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De staatssecretaris heeft op 3 juli 2023 de maatregelen van bewaring opgeheven.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 18 juli 2023 op zitting behandeld. Eiseressen en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseressen schadevergoeding moet worden toegekend. De rechtbank kan een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen als de bewaring is opgeheven vóórdat de zitting heeft plaatsgevonden. [1] In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregelen van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest.
3. De rechtbank stelt vast dat ook voor de echtgenoot/vader van eiseressen de maatregel van bewaring was opgelegd. Hij had al eerder beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft de maatregelen opgeheven en naar aanleiding van het ingediende beroep door de echtgenoot/vader aangeboden voor zowel hem als voor eiseressen schade te vergoeden voor de periode vanaf 30 juni 2023 tot 3 juli 2023 voor het verblijf in een huis van bewaring. Daarnaast heeft de staatssecretaris kenbaar gemaakt de proceskosten van de echtgenoot/vader met betrekking tot het door hem ingestelde beroep te vergoeden.
Had de staatssecretaris de maatregelen van bewaring mogen opleggen?
4. Eiseressen voeren aan dat de maatregelen van bewaring niet opgelegd mocht worden. Eiseressen betogen dat de maatregelen van bewaring vanaf het begin, te weten 22 juni 2023, onrechtmatig was. Hierbij verwijzen zij naar de uitspraak van 11 juli 2023 in de zaak van haar echtgenoot/vader. [2] In deze uitspraak heeft de rechtbank namelijk bevestigd dat de maatregel van bewaring vanaf 30 juni 2023 onrechtmatig was.
4.1.
Eiseressen stellen terecht dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was vanaf 30 juni 2023. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft namelijk een voorlopige voorziening getroffen waardoor eiseressen niet kunnen worden uitgezet totdat op het hoger beroep is beslist. Op 3 juli 2023 is de bewaring van eiseressen daarom opgeheven en heeft de staatssecretaris zich bereid verklaard de schade te vergoeden voor de periode vanaf 30 juni 2023 tot 3 juli 2023. De maatregelen van bewaring waren dus vanaf 30 juni 2023 onrechtmatig.
4.2.
Eiseressen verwijzen naar de beroepsgronden die in de procedure van de echtgenoot/vader zijn aangevoerd. Daarmee willen zij bereiken dat de maatregelen al vanaf 22 juni 2023 onrechtmatig worden verklaard. Die gronden heeft de rechtbank eerder beoordeeld in de uitspraak die over de echtgenoot/vader gaat. De rechtbank ziet gelet op het gelijke feitencomplex geen grond om nu tot een ander oordeel te komen. Eiseressen hebben niet toegelicht waarom de rechtbank tot een ander oordeel zou moeten komen. De maatregelen waren daarom niet al vanaf 22 juni 2023 onrechtmatig en er bestaat dus geen aanleiding voor een aanvullende schadevergoeding vanaf 22 juni 2023.
4.3.
Dit betekent dat eiseressen recht hebben op schadevergoedingen voor de periode van 30 juni 2023 tot 3 juli 2023. Maar de staatssecretaris heeft die schadevergoedingen al voor het instellen van het beroep aangeboden. Omdat de staatssecretaris dit aanbod al gedaan heeft, hoeft de Staat der Nederlanden niet tot betaling van deze schadevergoedingen te worden veroordeeld. De rechtbank wijst daarom de verzoeken tot schadevergoeding af.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn gegrond en de maatregelen van bewaring waren met ingang van 30 juni 2023 onrechtmatig. De verzoeken om schadevergoeding worden afgewezen.
5.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De staatssecretaris had de maatregelen al opgeheven en ten behoeve van eiseressen het recht op schadevergoeding vastgelegd. Om dat te bereiken was het instellen van deze beroepen overbodig. Daarom hadden de kosten voor deze procedure redelijkerwijs niet gemaakt hoeven te worden. [3]
5.2.
De rechtbank acht gronden aanwezig om aan ieder van eiseressen een schadevergoeding toe te kennen voor 3 dagen onrechtmatige tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel 3 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 300,-. Voor alle duidelijkheid en nogmaals: deze schadevergoedingen zijn al door de staatssecretaris aangeboden bij de opheffing van de maatregelen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 106, eerste lid, van de Vw 2000.
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 11 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10336.
3.Dit is het in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde criterium..