ECLI:NL:RBDHA:2023:11382

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.15522
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van alleenstaande meerderjarige man in het kader van de Dublinverordening en opvangsituatie in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een alleenstaande meerderjarige man met de Libische nationaliteit. Eiser had op 9 januari 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Dit was gebaseerd op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, aangezien eiser eerder op 28 oktober 2022 in België een asielaanvraag had ingediend. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 8 juni 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waardoor het bestreden besluit werd geschorst en eiser niet mocht worden overgedragen aan België totdat op het beroep was beslist. De rechtbank heeft verweerder verzocht om een update te geven over de opvangsituatie in België, aangezien er zorgen waren over de beschikbaarheid van opvang voor alleenstaande meerderjarige mannen.

De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had aangetoond dat eiser na overdracht aan België in aanmerking zou komen voor opvang. De rechtbank heeft vastgesteld dat België kampt met een tekort aan opvangplaatsen en dat alleenstaande meerderjarige mannen niet direct in aanmerking komen voor reguliere opvang, maar op een wachtlijst worden geplaatst. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat het beroep gegrond was, en het bestreden besluit werd vernietigd. Verweerder werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15522

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer],
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 25 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft eiser een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.15523, op 8 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Feyaz. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting is het onderzoek niet gesloten. De rechtbank heeft het beroep aangehouden en verweerder in de gelegenheid gesteld:
- een update te geven van de Belgische autoriteiten over de huidige opvangsituatie in België ten opzichte van de situatie zoals beschreven in de door verweerder overgelegde brieven van 9 en 28 maart 2023 van de Belgische autoriteiten, alsmede
- een antwoord te geven op de vraag hoe thans
in de praktijkde opvang en de verstrekking van overige voorzieningen (zoals maaltijden en gezondheidszorg) zijn in België voor gezonde alleenstaande meerderjarige vreemdelingen zoals eiser.
Ter zitting heeft de rechtbank voorts medegedeeld voornemens te zijn om na ontvangst van de reactie van eiser uitspraak te doen zonder vervolgzitting. Partijen hebben daarop niet andersluidend verzocht.
Verder heeft de rechtbank ter zitting het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen totdat is beslist op het beroep.
Verweerder heeft op 5 juli 2023 gereageerd en eiser heeft daarop op 20 juli 2023 gereageerd.
Op 24 juli 2023 is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Libische nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 9 januari 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van België verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, omdat eiser op 28 oktober 2022 in België reeds een asielaanvraag had ingediend. Verweerder heeft een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. [2] Op 9 maart 2023 zijn de autoriteiten van België hiermee akkoord gegaan.
3. Verweerder stelt zich in zijn aanvullende reactie van 5 juli 2023 primair op het standpunt dat de bewijslast om aan te tonen dat ten aanzien van België niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog bij eiser ligt. Daarnaast stelt verweerder dat er in België inderdaad opvangproblemen zijn, maar deze bereiken niet de bijzonder hoge drempel als bedoeld in het arrest Jawo. [3] Uit de brieven van de Belgische autoriteiten van 9 en 28 maart 2023 volgt weliswaar dat aan alleenstaande meerderjarige mannen geen voorrang wordt gegeven in het kader van de reguliere asielopvang, maar in het geval dat zij daar niet direct kunnen worden opgevangen, worden zij op een wachtlijst geplaatst. Onderwijl hebben zij toegang tot nood- of daklozenopvang waar in de elementaire behoeften wordt voorzien. Bovendien staan de Belgische autoriteiten niet onverschillig tegen de opvangsituatie van vreemdelingen.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartegen het volgende aan. Verweerder kan niet zonder meer uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van België vanwege de slechte opvangvoorzieningen aldaar. Uit de brieven van de Belgische autoriteiten van 9 en 28 maart 2023 blijkt dat alleenstaande meerderjarige mannen niet direct in aanmerking komen voor opvang en op een wachtlijst worden gezet. Het is daarom onzeker of eiser na overdracht in aanmerking komt voor opvang. De gestelde noodopvang via NGO’s [4] is verder onvoldoende en in strijd met artikel 17 en 18 van de Opvangrichtlijn. [5] Eiser stelt zich tot slot op het standpunt dat verweerder met zijn aanvullende reactie niet heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank, nu er geen contact is gezocht met de Belgische autoriteiten. De ongedateerde bronnen die verweerder heeft aangehaald in zijn reactie van 5 juli 2023 zeggen bovendien niets over de feitelijke opvangsituatie van een Dublinclaimant na terugkeer.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Niet in geschil is dat België in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat België zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat daarvan in zijn geval niet kan worden uitgegaan.
6. Uit de brieven van de Belgische autoriteiten van 9 en 28 maart 2023 volgt dat België geconfronteerd wordt met een gebrek aan opvangplaatsen. Hierdoor slaagt het Federal Agentschap voor de opvang van asielzoekers (Fedasil) in België er niet in om elke vreemdeling die in het kader van de Dublinverordening aan België wordt overgedragen en om internationale bescherming verzoekt, onmiddellijk opvang te verlenen. Wegens het gebrek aan plaatsen wordt er voorrang gegeven aan families, kinderen, vrouwen en andere kwetsbare personen. Zij krijgen na de registratie van hun verzoek om internationale bescherming onmiddellijk opvang. Deze toezegging geldt niet voor alleenstaande, meerderjarige mannen. Zij worden, na registratie, op een wachtlijst voor het verkrijgen van reguliere opvang geplaatst. In afwachting daarvan kan een aantal verzoekers terecht in nood- en daklozenopvang van onder andere NGO’s.
7. Eiser is een alleenstaande, meerderjarige gezonde man en hij behoort daarmee tot de groep Dublinclaimanten aan wie niet per definitie onmiddellijk na overdracht aan België opvang wordt verleend in de reguliere asielopvang. In dit gegeven, in samenhang met de passage [6] dat in afwachting van een opvangplaats
een aantalvan de mannelijke, alleenstaande, meerderjarige verzoekers
terecht kanin de nood- en daklozenopvang, heeft de rechtbank aanleiding gezien om verweerder te verzoeken een update te geven van de Belgische autoriteiten over de huidige opvangsituatie ten opzichte van de situatie zoals beschreven in de brieven. Het is immers ook verweerder geweest die zich heeft beroepen op de brieven van 9 en 28 maart 2023.
8. Verweerder heeft niet de gevraagde update gegeven over de huidige opvangsituatie in België die afkomstig is van de Belgische autoriteiten, maar heeft volstaan met te verwijzen naar cijfers op de website van Fedasil. Verweerder meldt dat er in België capaciteit is voor 33.917 opvangplaatsen en dat deze plaatsen onderverdeeld zijn over verschillende typen opvang. Daarnaast volgt uit die cijfers dat de opvang voor 94 procent bezet is.
De rechtbank stelt vast dat verweerder daarmee hoofdzakelijk heeft verwezen naar algemene informatie op de website van Fedasil. [7] Verder is zij het met eiser eens dat de bronnen waarnaar verweerder heeft verwezen ongedateerd zijn. Daarnaast kan de rechtbank uit de overgelegde cijfers niet opmaken, hoe groot de behoefte is aan opvang in België, hoeveel personen op de wachtlijst staan, hoeveel opvangplaatsen er zijn in de daklozen- en noodopvang, en aan hoeveel personen in het geheel geen opvang kan worden geboden. Daar komt bij dat er kennelijk geen registratie plaatsvindt van personen die in de noodopvang verblijven. Een duidelijk antwoord op de vraag van de rechtbank hoe thans in de praktijk de opvang en de verstrekking van overige voorzieningen (zoals maaltijden en gezondheidszorg) zijn in België voor gezonde alleenstaande meerderjarige vreemdelingen zoals eiser, is daarmee dus niet gegeven.
Met de door verweerder overgelegde aanvullende informatie zijn de door de rechtbank gestelde vragen dan ook onvoldoende beantwoord en is het daarom nog altijd onvoldoende duidelijk wat de capaciteit is van de noodopvang en of deze toereikend is om asielzoekers die op de wachtlijst komen te staan daadwerkelijk opvang te bieden in de noodopvangvoorzieningen.
9. Hoewel de Belgische autoriteiten niet onverschillig lijken te staan tegenover de situatie van de opvang van vreemdelingen, is op dit moment en op basis van de thans beschikbare informatie niet uit te sluiten dat Dublinclaimanten, zoals eiser, na overdracht aan België als gevolg van het gebrek aan opvang, buiten hun eigen wil en keuzes in een toestand terechtkomen van zeer verregaande materiële deprivatie als bedoeld in punt 92 van het arrest Jawo, waardoor zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften, zoals onderdak, eten en stromend water. Gelet daarop heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat ten aanzien van België voor zover het alleenstaande, meerderjarige en gezonde mannen als eiser betreft nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal verweerder opdragen, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser.
11. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak.
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrage van € 1.674.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde
publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
4.Non-gouvernementele organisaties.
5.Richtlijn 2013/33/EU.
6.In de brief van 9 maart van de Belgische autoriteiten.
7.Zoals https://www.fedasil.be/nl/nieuws en https://www.fedasil.be/nl/statistics.