ECLI:NL:RBDHA:2023:1136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
SGR 22/8254
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende maatwerkvoorziening Wmo 2015

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster had een maatwerkvoorziening aangevraagd op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor ondersteuning bij het huishouden. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had eerder een maatwerkvoorziening verstrekt, maar wijzigde deze in een bestreden besluit van 12 december 2022, waardoor de intensiteit van de ondersteuning werd verhoogd. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 januari 2023 behandeld, waarbij zowel verzoekster als de gemachtigden van verzoekster en verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is bij het verzoek van verzoekster. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat er al een vergelijkbare voorziening was getroffen in een eerdere tussenuitspraak van 2 februari 2023, waarin de rechtbank had bepaald dat verzoekster recht had op 2 uur per week professionele begeleiding bij het naar buiten gaan. Hierdoor beschikt verzoekster voorlopig over de gewenste begeleiding, wat de noodzaak voor een nieuwe voorlopige voorziening wegneemt.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, met de conclusie dat er geen spoedeisend belang is. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van griffier mr. D.W.A. van Weert, en is openbaar uitgesproken op 2 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8254

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 februari 2023 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. W.A. Timmer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: M.J. Logan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster.
1.1.
Met het besluit van 22 april 2022 heeft verweerder op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) aan verzoekster een maatwerkvoorziening verstrekt voor ondersteuning bij het huishouden met de intensiteit basis voor de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 augustus 2026. Met het bestreden besluit van 12 december 2022 op het bezwaar van verzoekster heeft verweerder de intensiteit van de ondersteuning vanaf 1 december 2022 voor de duur van zes maanden gewijzigd naar plus. Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster geen spoedeisend belang bij haar verzoek (meer) heeft
.Daarbij neemt de voorzieningenrechter het volgende in aanmerking. Verzoekster wil dat haar een maatwerkvoorziening in de vorm van begeleiding buitenshuis wordt verstrekt. Bij tussenuitspraak van 2 februari 2023 (SGR 21/4998) in de procedure die betrekking heeft op de aanvraag voor ondersteuning op het gebied van sociaal en persoonlijk functioneren, heeft de rechtbank reeds een vergelijkbare voorziening getroffen. De bij die uitspraak getroffen voorziening strekt er namelijk toe dat verweerder met ingang van 2 februari 2023 aan verzoekster een maatwerkvoorziening verstrekt in de vorm van 2 uur per week professionele begeleiding bij het naar buiten gaan, tot de datum van de einduitspraak in die procedure. Daarmee beschikt verzoekster dus voorlopig over gewenste begeleiding.
3. De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.