ECLI:NL:RBDHA:2023:11318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
23/4130 en 23/4129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om eenmalig woningaanbod wegens niet optimaal benutten urgentieverklaring

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had een verzoek ingediend voor een eenmalig woningaanbod, omdat hij vanwege claustrofobie een woning op de begane grond nodig had. Dit verzoek werd door verweerder afgewezen, omdat de eiser zijn urgentieverklaring niet optimaal had benut. De voorzieningenrechter heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard.

De eiser had op 12 augustus 2022 een urgentieverklaring gekregen voor een periode van drie maanden, maar had binnen die termijn geen woning gevonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser niet voldoende had gereageerd op het woningaanbod dat binnen zijn zoekprofiel beschikbaar was gekomen. De voorzieningenrechter merkte op dat de eiser geen bezwaar had gemaakt tegen het zoekprofiel, waardoor dit in rechte vaststond. De voorzieningenrechter concludeerde dat de eiser zijn urgentieverklaring niet optimaal had benut en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden.

De voorzieningenrechter benadrukte dat in de huidige woningmarkt, waar een nijpend tekort aan sociale huurwoningen bestaat, de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden toegepast. De omstandigheden van de eiser, waaronder zijn psychische klachten en de belangen van zijn kinderen, waren niet voldoende om tot een andere conclusie te komen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en verklaarde het beroep ongegrond, zonder dat er aanleiding was om het griffierecht terug te betalen of proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/4130 en 23/4129
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juli 2023 op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. G.A. Verhoeven),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: V.C.T. Verkroost).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser tegen de afwijzing van het verzoek om een eenmalig woningaanbod van eiser.
Verweerder heeft het verzoek met het besluit van 23 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 mei 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
Verweerder heeft op het verzoek om een voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
1. Aan verzoeker is op 12 augustus 2022 een urgentieverklaring verleend voor een periode van drie maanden. Deze verklaring gold voor een woning op de begane grond of voor een flat met een lift. Hij heeft binnen de daarvoor gegeven termijn geen woning gevonden. Vervolgens heeft verzoeker een verzoek om een eenmalig woningaanbod gedaan. Dit verzoek is door verweerder afgewezen omdat verzoeker zijn urgentieverklaring niet optimaal heeft benut. [1] Hij heeft bijvoorbeeld niet op alle passende woningen gereageerd.
Wat vindt verzoeker?
2. Verzoeker stelt dat het zoekprofiel niet klopt. In het zoekprofiel is namelijk bepaald dat hij ook moet reageren op een woning met een lift. Dit soort woningen zijn voor hem geen optie. Hij lijdt namelijk aan claustrofobie en kan om die reden geen gebruik maken van een lift. Inmiddels is ook door de praktijkondersteuner GGZ vastgesteld dat de angstklachten chronisch van aard zijn en altijd aanwezig zullen blijven.
2.1.
Verzoeker heeft geen bezwaar gemaakt tegen het zoekprofiel omdat hij op dat moment zijn psychische klachten nog niet kon onderbouwen met een diagnose. Het was voor hem dan ook niet zinvol om in bezwaar te gaan. Inmiddels kan verzoeker dit wel doormiddel van de brief van zijn huisarts en zijn psycholoog. Daarbij komt dat hij kinderen heeft die bij hem in een noodopvang verblijven. Verweerder heeft de belangen van de kinderen onvoldoende meegewogen bij het besluit. Verweerder had de hardheidsclausule dan ook moeten toepassen en een eenmalig woningaanbod moeten doen.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
Staat het zoekprofiel in rechte vast?
3. Het betoog van verzoeker dat hem niet verweten kan worden dat hij onvoldoende op het woningaanbod heeft gereageerd omdat het zoekprofiel niet passend was, volgt de voorzieningenrechter niet. Verzoeker heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 augustus 2022 waarmee het zoekprofiel is vastgesteld. Dit betekent dat het zoekprofiel in rechte vast is komen te staan.
3.1.
Voor zover verzoeker betoogd dat hem niet verweten kan worden dan hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 12 augustus 2022 merkt de voorzieningenrechter het volgende op. De claustrofobieklachten bestonden al ten tijde van het vaststellen van het zoekprofiel. Dat blijkt ook uit het sociaal medisch advies van de GGD. Hierin is nadrukkelijk meegewogen dat verzoeker last heeft van PTSS- en angstklachten waaronder claustrofobie. De omstandigheden nu zijn niet wezenlijk anders dan op het moment van verlening van de urgentieverklaring. Het lag dan ook op de weg van verzoeker om bezwaar te maken tegen het zoekprofiel als dit volgens hem niet passend was en dat heeft verzoeker niet gedaan.
Is de urgentieverklaring optimaal benut?
4. Nu het zoekprofiel in rechte vast staat kan het in deze procedure niet meer gaan over de vraag of het zoekprofiel passend is. Het gaat alleen nog om de vraag of de urgentieverklaring optimaal is benut. Dat heeft verzoeker niet gedaan. Hij heeft niet op alle woningen die binnen zijn zoekprofiel beschikbaar zijn gekomen gereageerd. Verweerder heeft op zitting nog een keer aangegeven dat vier van deze woningen naar personen zonder een urgentieverklaring zijn gegaan. Als verzoeker op deze woningen had gereageerd was zijn woonprobleem inmiddels hoogst waarschijnlijk opgelost. De voorzieningenrechter volgt verweerder in het oordeel dat de urgentieverklaring niet optimaal benut is.
5. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog op dat ook niet met objectieve bewijsmiddelen is aangetoond dat de angstklachten chronisch van aard zijn en altijd aanwezig zullen blijven. De twee brieven van de huisarts en psycholoog zijn opgesteld door de eigen behandelaren van verzoeker en daarmee niet objectief. Ook kan op basis van alleen de brieven niet worden geconcludeerd dat hij uitbehandeld is.
Had verweerder de hardheidsclausule moeten toepassen?
6. Het bestuursorgaan heeft bij het al dan niet toepassen van een hardheidsclausule beoordelingsruimte. Dit betekent dat de voorzieningenrechter terughoudend toetst. Een beroep op de hardheidsclausule kan slechts slagen indien verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die tot toepassing van de hardheidsclausule noodzakelijk maken. De hardheidsclausule wordt alleen toegepast in gevallen waarin het niet toekennen van een eenmalig woningaanbod leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
6.1.
De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat de door verzoeker geschetste omstandigheden niet leiden tot onbillijkheden van overwegende aard waardoor verweerder gehouden was om alsnog een eenmalig woningaanbod te doen. De voorzieningenrechter overweegt dat in de regio bijzonder veel woningzoekenden zijn, terwijl het aantal beschikbare sociale huurwoningen zeer beperkt is. De huidige situatie waarin een nijpend tekort aan woningen bestaat, zorgt ervoor dat enkel in zeer uitzonderlijke situaties de hardheidsclausule wordt toegepast. In het geval van verzoeker is geen sprake van zo’n nijpende situatie. Ook blijkt niet dat verweerder de belangen van de kinderen onvoldoende heeft meegewogen. Hierbij weegt de voorzieningenrechter meer dat als verzoeker had gereageerd op alle beschikbare woningen binnen zijn zoekprofiel het woonprobleem waarschijnlijk al was opgelost. Verzoeker heeft hierin ook een eigen verantwoordelijkheid.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.artikel 4:8 van de Huisvestingsverordening Den Haag.