ECLI:NL:RBDHA:2023:11310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
C/09/646283 / JE RK 23-786 & C/09/648002 / JE RK 23-1075
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en verlenging ondertoezichtstelling in een complexe gezinszaak met veiligheidsrisico's

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2023, zijn verzoeken ingediend door de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met betrekking tot de zorgregeling en ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen, die onder toezicht staan vanwege een conflict tussen de ouders. De vader heeft zich in het verleden agressief gedragen en weigert mee te werken aan hulpverlening, wat heeft geleid tot een situatie waarin de moeder en de kinderen ondergedoken zijn. De rechtbank heeft besloten de zorgregeling voorlopig stop te zetten voor een periode van zes maanden, om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. Tevens is de ondertoezichtstelling verlengd voor een jaar, gezien de aanhoudende zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank heeft de gecertificeerde instelling verzocht om een update te geven over de situatie van de kinderen en de mogelijkheden voor contact met de vader. Het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag over de kinderen te verkrijgen is doorverwezen naar Team Familie, omdat dit een zorgvuldige behandeling vereist.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/646283 / JE RK 23-786 & C/09/648002 / JE RK 23-1075
Datum uitspraak: 15 juni 2023
Beschikking van de kinderrechter
I. Wijziging zorgregeling (ex artikel 1:265g BW)
II. Verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak naar aanleiding van de op 21 april 2023 (I) en 26 mei 2023 (II) ingekomen verzoekschriften van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
advocaat: mr. J. Brouwer, te [vestigingsplaats] ,
betreffende:
-
[naam01] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ;
-
[naam02] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam03] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
[naam04] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H.E.M. Davidson, te [vestigingsplaats] ,
[naam05]
,
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Het procesverloop
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift (I) van 19 april 2023, ingekomen bij de rechtbank op 21 april 2023, met bijlagen;
  • het verzoekschrift (II) van 26 mei 2023 met bijlagen;
  • de brief van de zijde van advocaat van de moeder van 25 mei 2023;
  • de e-mail van de advocaat van de gecertificeerde instelling van 26 mei 2023;
  • het verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek (verzoek III), met producties, van de zijde van de moeder van 26 mei 2023;
  • de aanvullende producties van de zijde van de moeder, ingekomen op 28 mei 2023;
  • de brief van de zijde van de gecertificeerde instelling van 30 mei 2023 met bijlagen;
  • de brief van de zijde van de vader, ontvangen ter zitting.
De rechtbank heeft besloten de vader gescheiden te horen van de moeder, de stiefvader en de vertegenwoordiger(s) van de gecertificeerde instelling. De belanghebbenden zijn in de oproepbrieven geïnformeerd over het feit dat de behandeling gescheiden plaats zou vinden. De advocaat van de moeder en de advocaat van de gecertificeerde instelling zijn opgeroepen voor beide tijdstippen waarop de mondelinge behandeling plaats zou vinden.
Op 1 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn voor het eerste deel van de behandeling verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de stiefvader;
  • een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling en de advocaat van de gecertificeerde instelling.
Voor het tweede deel van de behandeling zijn verschenen:
  • de vader;
  • de advocaat van de moeder;
  • de advocaat van de gecertificeerde instelling.
Feiten
  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige01] en [minderjarige02] verblijven bij de moeder op een geheime locatie.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 juli 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] verlengd van 27 juli 2022 tot 27 juli 2023 en bepaald – met wijziging in zoverre van de beschikking van 10 november 2020 van de rechtbank – dat [minderjarige01] en [minderjarige02] :
o eenmaal per week een dagdeel onder begeleiding omgang zullen hebben met de vader;
o eenmaal per twee weken op zondag van 10:00 uur tot 17:00 uur onbegeleid bij de vader zullen verblijven met de mogelijkheid tot uitbreiding, onder regie van de gecertificeerde instelling.
- Bij beschikking van 25 januari 2023 van het gerechtshof Den Haag is voornoemde beschikking van 28 juli 2022, voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen, vernietigd en (in zoverre) opnieuw beschikkende bepaald dat de kinderen onder begeleiding omgang zullen hebben met de vader, onder regie van de gecertificeerde instelling.
Verzoeken
I. Wijziging (gewijzigde) zorgregeling
De gecertificeerde instelling heeft verzocht de bij beschikking van 25 januari 2023 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen en te bepalen dat de zorgregeling in het belang van de kinderen wordt gestaakt voor een vooralsnog onbepaalde periode. De gecertificeerde instelling legt aan dit verzoek het volgende ten grondslag. Vanaf de start van de ondertoezichtstelling bestaat er een conflict tussen de ouders over de invulling van de zorg- en opvoedtaken. De moeder maakt zich zorgen over de veiligheid van de kinderen als ze bij de vader verblijven. De vader beticht de moeder van ouderverstoting en weigert mee te werken aan hulpverleningstrajecten die bedoeld zijn om de situatie te verbeteren. Op 28 juli 2022 is er door de kinderrechter een zorgregeling vastgesteld waarbij er een dagdeel per week begeleid contact en een zondag per twee weken onbegeleid contact met de vader zou zijn. De gecertificeerde instelling heeft geprobeerd invulling te geven aan deze regeling, maar stuitte erop dat de vader niet mee wilde werken aan begeleid contact. Het is ook niet gelukt om veiligheidsafspraken te maken met de vader, om het onbegeleide deel van het contact vorm te kunnen geven. Hierdoor is de beschikking niet uitgevoerd. Op 25 januari 2023 heeft het gerechtshof Den Haag bepaald dat [minderjarige01] en [minderjarige02] alleen onder begeleiding omgang zullen hebben met de vader, onder regie van de gecertificeerde instelling. De gecertificeerde instelling heeft sindsdien weer geprobeerd met de vader in gesprek te komen over het praktisch vormgeven van de zorgregeling. De vader heeft de gecertificeerde instelling laten weten dat hij voornemens is de kinderen te belasten met de strijd tussen de ouders en de strijd met Jeugdbescherming west. De vader dreigt met klachten, laster en fysieke agressie. De vader weigert zich te committeren aan de veiligheidsafspraken en de bodemeisen voor begeleide omgang. Op een stop-brief van Jeugdbescherming west met aanwijzingen omtrent agressie richting medewerkers heeft de vader met verbale agressie gereageerd. De vader heeft meerdere malen op school geprobeerd contact te krijgen met [minderjarige01] en [minderjarige02] . De school van [minderjarige01] en [minderjarige02] heeft de vader op 6 april 2023 een locatieverbod opgelegd, in verband met zijn agressie, verstoring van de orde op school en de weigering van de vader om zich te houden aan de contactafspraken. Jeugdbescherming west heeft de vader, na vooraankondigingen, op 7 en 18 april 2023 schriftelijke aanwijzingen opgelegd ten aanzien van de noodzaak van het zich committeren aan de bodemeisen, zijn aanwezigheid op school en het zoeken van contact met de kinderen. Vanuit de veiligheidsketen wordt er op basis van verschillende aanwijzingen gedacht dat de vader kan escaleren in fysieke agressie richting de moeder, de kinderen, hulpverleners en medewerkers van school. De vader heeft onder andere meermaals geuit de moeder en de hulpverleners iets aan te doen en is in toenemende mate agressief en intimiderend. De vader heeft eerder gedreigd met suïcide en het vermoorden van de moeder. Om deze redenen heeft de veiligheidsketen in samenwerking met de politie vergaande maatregelen getroffen voor de veiligheid van de moeder en de kinderen en de betrokken hulpverleners en zijn zij nu ondergedoken. Om deze redenen is de gecertificeerde instelling van mening dat de zorgregeling op dit moment stopgezet moet worden. Er moet meer zicht komen op de veiligheid van de moeder, de kinderen en van de professionals die betrokken zijn bij het gezin, voordat er weer contact kan plaatsvinden. Daarnaast is de gecertificeerde instelling van mening dat het noodzakelijk is dat de vader psychologische diagnostiek ondergaat en behandeling krijgt voor zijn emotieregulatieproblematiek.
Ter zitting is toegevoegd dat [minderjarige01] en [minderjarige02] zichtbaar last hebben van de huidige onrust en stress. De hoop is dat het stopzetten van het contact meer rust voor hen zal creëren. Er is hulpverlening voor de kinderen nodig om de gebeurtenissen te verwerken en te werken aan hun weerbaarheid. De vader houdt heel veel van de kinderen, maar is op dit moment niet in staat om te doen wat nodig is voor veilig contact. Daarnaast is er op dit moment geen instantie bereid om de begeleiding van eventuele bezoeken op zich te nemen. Dat maakt de geldende zorgregeling ook in praktisch opzicht onuitvoerbaar. De begeleiding van de vader wordt binnenkort overgenomen door het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (LET). Hopelijk ontstaan er daardoor weer nieuwe mogelijkheden in het contact met de vader.
II. Verlenging ondertoezichtstelling (en schorsing uit het gezag)
De gecertificeerde instelling heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] te verlengen voor de duur van een jaar en om het gezag van de vader te schorsen conform artikel 1:268 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij brief van 30 mei 2023 heeft de gecertificeerde instelling het verzoek tot schorsing van het gezag ingetrokken, omdat de Raad voor de Kinderbescherming zich niet over deze maatregel heeft uitgelaten. De gecertificeerde instelling stelt zich op het standpunt dat [minderjarige01] en [minderjarige02] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De onderbouwing van dit verzoek is voornamelijk gelegen in de punten die al zijn aangedragen voor het verzoek tot wijziging van de (gewijzigde) zorgregeling. Het is in het afgelopen jaar wederom niet gelukt om de schadelijke patronen te doorbreken en de opvoedsituatie van [minderjarige01] en [minderjarige02] duurzaam veilig te maken. De zorgen over de psychische gesteldheid van de vader zijn nog steeds onverminderd aanwezig. De kinderen worden door het gedrag van de vader belast, betrekken de oorzaak van de afwezigheid van contact met de vader op zichzelf en voelen zich hierdoor bezwaard. Het lukt niet om hulpverlening in te zetten en door het grensoverschrijdende gedrag van de vader is de samenwerking met de gecertificeerde instelling verder verslechterd. De gecertificeerde instelling verzoekt een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar gelet op de ernst van de zorgen over [minderjarige01] en [minderjarige02] .
III. Zelfstandig verzoek eenhoofdig gezag
Namens en door de moeder wordt verzocht te bepalen dat zij wordt belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] . Daartoe is aangevoerd dat de vader op geen enkele wijze uitvoering geeft aan zijn ouderlijke taken en de moeder belemmert in de uitoefening van het gezag. De wijziging van omstandigheden is erin gelegen dat de vader door eigen toedoen geen contact meer heeft met [minderjarige01] en [minderjarige02] . De vader staat niet open voor de visie van de gecertificeerde instelling en weigert iedere vorm van diagnostiek en hulpverlening. Het gerechtshof heeft bepaald dat het contact van de kinderen met de vader onder begeleiding moet plaatsvinden. De vader weigert echter mee te werken aan begeleid contact en committeert zich niet aan de veiligheidsafspraken en bodemeisen voor het contact. De vader is daarnaast niet bereid om beslissingen te nemen in het belang van de kinderen, waardoor zij klem en/of verloren raken. De vader chanteert de moeder door het niet geven van toestemming voor bijvoorbeeld vakantie in het buitenland, waardoor de moeder genoodzaakt is geweest vervangende toestemming te verzoeken. Het wordt om deze redenen in het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] geacht om het gezag van de vader te beëindigen. Namens de moeder is ter zitting verzocht om dit verzoek nu te behandelen, vanwege de genoemde zorgen over de veiligheid van de moeder, [minderjarige01] en [minderjarige02] . Omdat de vader ook het gezag heeft, kunnen niet alle maatregelen worden genomen die nodig zijn voor de veiligheid van de kinderen nu de gezaghebbende ouder hierover mede moet worden geïnformeerd. Ook zou het wenselijk zijn als er nu hulpverlening ingezet kan worden voor de kinderen, zodat zij ondersteund en begeleid worden in deze voor hen zeer moeilijke en verdrietige situatie. Dit is nu niet mogelijk, omdat de vader daarvoor geen toestemming geeft.
Standpunten van de belanghebbenden
De moeder:
De moeder kan zich vinden in het verzoek van de gecertificeerde instelling om de huidige zorgregeling stop te zetten. Gedurende het huwelijk van de moeder en de vader was er sprake van langdurig huiselijk geweld. Na de scheiding is er jarenlang hulpverlening ingezet met als doel het doorbreken van de impasse tussen de partijen. Sinds de beschikking van 10 november 2020 liep de zorgregeling redelijk en slaagden partijen erin om afspraken te maken over de regeling in het belang van de kinderen. Sinds begin 2022 loopt het contact van de vader met de kinderen weer niet naar behoren. Tijdens de contactmomenten met de vader hebben incidenten plaatsgevonden, waarbij [minderjarige01] en [minderjarige02] zich onveilig hebben gevoeld. [minderjarige02] geeft vanaf juni 2022 aan dat hij niet meer naar de vader wil en laat een achteruitgang zien in zijn zindelijkheid. Over beide kinderen zijn zorgen geuit door de school. Er is nu al bijna een jaar geen contact tussen de vader en de kinderen. Op termijn wil de moeder niets liever dan dat [minderjarige01] en [minderjarige02] op een fijne manier contact hebben met hun vader, maar op dit moment is dat niet mogelijk. Het feit dat de moeder ondergedoken zit met [minderjarige01] en [minderjarige02] heeft grote impact op haar en de kinderen.
Namens en door de moeder wordt geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
De stiefvader:
De stiefvader is erg aangedaan door de hele situatie. De al langer durende slechte omgang met de vader en de huidige veiligheidsmaatregelen die zijn getroffen, hebben ook een grote impact op zijn privéleven en zijn werk.
De vader:
De vader is van mening dat de gecertificeerde instelling hem wil uitschakelen als vader. Zij hebben door aangifte te doen, waardoor hij is aangehouden en heeft vastgezeten op het politiebureau, geprobeerd te verhinderen dat hij bij de zitting aanwezig zou zijn. De vader heeft de afgelopen twaalf maanden zijn kinderen niet gezien en is door de moeder ook niet op de hoogte gebracht van het welzijn van [minderjarige01] en [minderjarige02] . De vader heeft na de beschikking van het gerechtshof meegewerkt aan het tot stand brengen van begeleide omgang, omdat dit voor hem de enige mogelijkheid was om het contact met de kinderen te herstellen. De vader heeft nadien echter moeten constateren dat afspraken werden verzet of niet nagekomen, waardoor de begeleide omgang niet op gang kwam. De vader neemt het de gecertificeerde instelling kwalijk dat zij het contact tussen hem en de kinderen niet heeft gefaciliteerd. Hij mist zijn kinderen enorm.
Er is in de afgelopen jaren gebleken dat het verlengen van de ondertoezichtstelling niet werkt. Als de ondertoezichtstelling opnieuw verlengd wordt, zal de situatie in deze neerwaartse spiraal blijven en dat zal onherstelbare schade aanrichten bij de kinderen. De vader wil dat de beschikking over de zorgregeling wordt nageleefd en dat er een mediator wordt aangesteld die daarop toeziet. De vader wil daarnaast graag dat de rechtbank met [minderjarige01] praat, ondanks haar leeftijd, voor er een beslissing wordt genomen over het gezag of over een verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader heeft veel frustratie, eerst over de begeleide omgang en daarna over het niet op gang komen daarvan, en ook leeft bij hem een groot gevoel van onrechtvaardigheid over de gang van zaken.
Beoordeling
I. Wijziging gewijzigde zorgregeling
De rechtbank kan op verzoek van de gecertificeerde instelling de tijdens de ondertoezichtstelling door de rechter vastgestelde zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan (art. 1:265g lid 2 BW). De rechtbank is van oordeel dat er in deze zaak sprake is van gewijzigde omstandigheden die maken dat het tijdelijk stopzetten van het contact van de vader met [minderjarige01] en [minderjarige02] noodzakelijk is.
In de beschikking van 25 januari 2023 heeft het gerechtshof bepaald dat het contact van [minderjarige01] en [minderjarige02] met de vader onder begeleiding plaats zou moeten vinden. Sindsdien is de situatie verder geëscaleerd. De gecertificeerde instelling heeft na de beschikking van het gerechtshof opnieuw pogingen gedaan om de samenwerking met de vader aan te gaan, om zo afspraken te maken over de voorwaarden voor veilig (begeleid) contact. Hoewel de vader bereid was om onder begeleiding contact te hebben met de kinderen, is begeleide omgang nooit van de grond gekomen. De voornaamste oorzaak hiervan is dat het niet lukte om constructieve afspraken te maken met de vader over de voorwaarden waaronder veilig (begeleid) contact kon plaatsvinden. Uit de e-mailberichten tussen de jeugdbeschermers en de vader leidt de rechtbank af dat de vader zich meermaals zeer dwingend heeft opgesteld en bovendien geen begeleiding of sturing accepteerde van de jeugdbeschermers. Dit gedrag van de vader staat in de weg aan een constructieve samenwerking met de hulpverleners, en daarmee dus ook aan begeleide omgang. Daar komt bij dat de vader zich in toenemende mate dreigend heeft geuit naar de moeder, de jeugdbeschermers en andere betrokken professionals. Ook heeft de vader in de afgelopen maanden meerdere malen tegen de afspraken in geprobeerd contact te zoeken met zijn kinderen bij hun school. Inmiddels zitten de moeder, [minderjarige01] en [minderjarige02] uit veiligheidsoverwegingen al meerdere weken ondergedoken. Ook voor de betrokken jeugdbeschermers zijn vergaande veiligheidsmaatregelen getroffen. Deze situatie is zeer ingrijpend voor alle betrokkenen en op de eerste plaats voor [minderjarige01] en [minderjarige02] . Zij kunnen door de veiligheidsmaatregelen niet naar school of andere activiteiten en geen normaal contact hebben met familie, vriendjes en vriendinnetjes. De kinderen hebben door deze situatie veel stress. Ook bij de moeder is er permanent veel stress, en ook dat heeft een extra weerslag op de kinderen. De ontstane situatie is zeer onwenselijk en schadelijk voor de kinderen (en alle betrokkenen) en moet doorbroken worden. De situatie betekent voor de rechtbank dat sprake is van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de situatie ten tijde van de beschikking van het gerechtshof en vormt reden om de zorgregeling voorlopig stop te zetten. Het belang van de kinderen bij rust en veiligheid weegt op dit moment zwaarder dan hun belang bij contact met hun vader. De rechtbank voegt ten overvloede nog toe dat op dit moment de zorgregeling ook praktisch niet uitvoerbaar is, vanwege de veiligheidsrisico’s voor de kinderen, de moeder en de betrokken professionals.
De rechtbank ziet aanleiding om de zorgregeling niet stop te zetten voor onbepaalde duur zoals is verzocht, maar voorlopig voor een bepaalde tijd, te weten voor in elk geval zes maanden. Daartoe is in aanmerking genomen dat het LET de uitvoering van de ondertoezichtstelling op zeer korte termijn zal overnemen van de betrokken jeugdbeschermers. Dit biedt nieuwe mogelijkheden voor de samenwerking met de vader in het belang van de kinderen. Daarnaast is van belang dat de vader ter zitting heeft aangegeven dat hij nog steeds open staat voor begeleide omgang en dat er in het verleden ook een periode is geweest dat de vader onbegeleid contact had met de kinderen en dat dit goed verliep. Verder missen de kinderen hun vader en geeft [minderjarige01] aan dat ze contact wil met haar vader. Beide kinderen zijn nog jong en dit biedt wat meer tijd en ruimte om het contact met hun vader weer op te bouwen en te herstellen. [minderjarige01] en [minderjarige02] hebben bovendien recht op onbelast contact met beide ouders. Gelet daarop en gelet op de mogelijkheden die de rechtbank nog ziet voor verbetering, zal de rechtbank de zorgregeling voorlopig stopzetten (voor de duur van in elk geval zes maanden) en de behandeling van het verzoek tot definitieve wijziging van de zorgregeling pro forma aanhouden tot 15 december 2023.
In de komende zes maanden is het op de eerste plaats van belang dat de rust terug komt voor [minderjarige01] en [minderjarige02] . Hun veiligheid (en die van alle andere betrokkenen) moet gegarandeerd zijn voordat contactopbouw weer aan de orde kan zijn. Als de situatie gestabiliseerd is, kunnen stappen worden gezet in de richting van wat alle betrokkenen nog steeds willen, namelijk dat [minderjarige01] en [minderjarige02] op een veilige en prettige manier contact hebben de vader. Het LET kan verder onderzoeken wat hiervoor noodzakelijk is. De opstelling van de vader is hierbij cruciaal. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de vader om zich open te stellen voor contact met het LET en mee te werken aan wat nodig is om de begeleide omgang mogelijk te maken. Om contact met de kinderen op een veilige manier mogelijk te maken is het in ieder geval een vereiste dat de vader zijn emoties leert te reguleren. Het LET zal de komende maanden een belangrijke rol moeten spelen in het zoeken naar mogelijkheden voor opbouw van de zorgregeling in de toekomst.
De rechtbank verzoekt de gecertificeerde instelling (in feite: het LET) om uiterlijk 10 dagen vóór de pro forma datum van 15 december 2023 een schriftelijke update te overleggen aan de rechtbank en de belanghebbenden, met daarin het verloop van de ondertoezichtstelling vanaf 15 juni 2023 en de actuele stand van zaken met daarin de (on)mogelijkheden met betrekking tot de omgang tussen de vader en de kinderen.
II. Verlenging ondertoezichtstelling
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid BW genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. [minderjarige01] en [minderjarige02] worden door alle bovengenoemde omstandigheden nog altijd ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Door de escalatie van het conflict over de zorgregeling, is de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] nog verder in de knel gekomen. Het is van groot belang dat de jeugdbescherming betrokken blijft om een coördinerende rol te spelen in dit gezin en om regie te voeren over de benodigde hulpverlening. De rechtbank zal daarom de ondertoezichtstelling verlengen voor de verzochte duur van een jaar.
III. Zelfstandig verzoek eenhoofdig gezag
Het zelfstandige verzoek van de moeder op grond van 1:253n jo. 1:253a lid 1 en 3 BW, strekkende tot het bepalen dat het gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] aan één ouder (de moeder) toekomt, betreft een familierechtelijk verzoek dat moet worden ingediend bij Team Familie. De rechtbank vindt het ondanks het uitdrukkelijke verzoek daartoe namens de moeder niet passend om dit familierechtelijke verzoek in deze procedure gecombineerd te behandelen met de verzoeken I en II. Nog daargelaten dat het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader zeer ingrijpend is en een zorgvuldige behandeling vergt, zo nodig na advisering door de Raad voor de Kinderbescherming, zou een gecombineerde behandeling gelet op de korte termijn van indienen voor de zitting en het feit dat de vader zich niet heeft (kunnen) laten bijstaan door een advocaat strijd met een goede procesorde opleveren. Na overleg met de belanghebbenden op zitting heeft de rechtbank daarom besloten dit verzoek te verwijzen naar Team Familie.
Ter zitting is nog door de moeder en de gecertificeerde instelling naar voren gebracht dat de rechtbank de vader ambtshalve zou kunnen schorsen in de uitoefening van het gezag. De rechtbank overweegt hierover dat alleen tot deze mogelijkheid over kan worden gegaan in zeer specifieke in de wet omschreven gevallen (art. 1:268 jo. art. 1:267 lid 2 BW). Een dergelijk geval doet zich hier niet voor, nu de Raad voor de Kinderbescherming zich niet over een verzoek tot schorsing van de vader in het gezag heeft uitgelaten.
Daarom zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De rechtbank:
In de zaak met kenmerk C/09/646283 / JE RK 23-786:
bepaalt – met wijziging in zoverre van de beschikking van 25 januari 2023 van het gerechtshof Den Haag – :
dat het contact van de minderjarigen:
  • [naam01] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
  • [naam02] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
met de vader voorlopig wordt stopgezet,
en verklaart deze
voorlopige regelinginzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de behandeling van het verzoek tot een
definitieve wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstakenpro forma zal worden voortgezet op
15 december 2023;
verzoekt de gecertificeerde instelling om uiterlijk 10 dagen vóór de pro forma datum een schriftelijke update van de stand van zaken aan de rechtbank en de belanghebbenden te overleggen;
houdt iedere verdere beslissing aan;
In de zaak met kenmerk C/09/648002 / JE RK 23-1075:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] van 27 juli 2023 tot 27 juli 2024 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
Inzake het zelfstandig verzoek van de zijde van de moeder:
verwijst het zelfstandig verzoek om de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] naar Team Familie van de rechtbank Den Haag.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2023 door mr. N.I.S. Boers, mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel en mr. B. Martinez-Hammer, tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L.T. Verlinde als griffier.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hiertegen hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.