ECLI:NL:RBDHA:2023:11264

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
09/236689-22 en 23/002446-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld door verdachte en medeverdachten

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee anderen op 14 september 2022 een woningoverval heeft gepleegd in 's-Gravenhage. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het binnendringen van de woning, het gebruik van geweld en bedreiging met een vuurwapen, en het wederrechtelijk ontnemen van de vrijheid van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de slachtoffers met geweld hebben bedreigd en hen hebben gedwongen op de grond te liggen, terwijl zij hen vastbonden met touw. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 66 maanden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de recidive van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die ook slachtoffer zijn geworden van de gewelddadige overval. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/236689-22 en 23/002446-21 (tul)
Datum uitspraak: 1 augustus 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 27 januari 2023, 24 april 2023 (telkens pro forma) en 18 juli 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.A. Pronk en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.J. Veldheer naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 14 september 2022 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- 6 althans een of meer horloges en/of
- 14, althans een of meer (dure merk) tassen en/of
- een (Cartier) bril en/of
- ( meerdere) jas(sen) en/of
- 3000 euro en/of een los geldbedrag, althans een geldbedrag en/of in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- de woning binnen te dringen en/of gaan en/of daarbij een hand op de mond van
die [slachtoffer 2] te leggen en/of
- meermalen te slaan met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op/tegen
het hoofd van die [slachtoffer 3] en/of
- een wapen te richten op [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te dwingen (op hun buik) op de grond te liggen en/of
hun handen en voeten vast te binden met touw/veters en/of
- bij die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in de nabijheid te blijven met een (op een)
vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of
- die [slachtoffer 3] in een kast op te sluiten en/of een kast voor die kast te zetten en/of
- te zeggen 'hou je bek' en/of 'als zij niet stopt, geef hem er dan maar eentje',
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- het wapen in de rug van die [slachtoffer 2] te duwen en te zeggen dat zij de politie
niet mocht bellen anders zouden ze haar weer opzoeken en verkrachten en/of te
zeggen dat ze wisten wie ze was, hoe ze heette en waar ze woonde, althans woorden
van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 14 september 2022 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- de woning binnen te dringen en/of gaan en/of daarbij een hand op de mond van
die [slachtoffer 2] te leggen en/of
- meermalen te slaan met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op/tegen
het hoofd van die [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te dwingen (op hun buik) op de grond te liggen en/of
hun handen en voeten vast te binden met touw/veters en/of
- bij die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in de nabijheid te blijven met een (op een)
vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of
- die [slachtoffer 3] in een kast op te sluiten en/of een kast voor die kast te zetten.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-zuid, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 940).
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 bewezen te verklaren feit van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , opgemaakt op 14 september 2022 (p. 17-22).
2. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 3] , opgemaakt op 15 september 2022 (p. 27-31).
3. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , opgemaakt op 16 september 2022 (p. 35-37).
4. De eigen waarneming van de rechtbank ter zake van de camerabeelden, aangeleverd met de bestandsnaam [bestandsnaam] , gedaan op de terechtzitting van 18 juli 2023.
5. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 18 juli 2023.
Ten aanzien van feit 2
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , opgemaakt op 14 september 2022, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven (p. 17-22):
Plaats delict: 's-Gravenhage.
Pleegdatum: 14 september 2022.
Ik deed open en zag twee jongens. Een derde persoon kwam later. Dader 1 stapte meteen naar binnen en deed zijn hand voor mijn mond. [slachtoffer 3] kwam naar beneden. Dader 1 had een wapen gepakt en sloeg daarmee op het hoofd van [slachtoffer 3] . Er werd tegen hem gezegd dat hij op de grond moest liggen, op zijn buik. Daarna moest ik naast [slachtoffer 3] liggen. Toen pakte een van de daders de schoenen van mijn vader uit de gangkast en hij haalde 1 veter uit de schoen. Dezelfde persoon kwam later en maakte mij en mijn vriend vast aan de polsen en voeten. Dader 3 was inmiddels ook in de gang aanwezig. Steeds bleef één van de daders bij ons met het wapen. Ze wisselden elkaar af en gaven dan elkaar het wapen. Mijn vriend [slachtoffer 3] is door één van die daders in de voorraadkast naast de keuken gestopt. Voor deze kast hebben ze een andere kast ervoor geschoven.
2. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 3] , opgemaakt op 15 september 2022, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven (p. 28-29):
Mijn vriendin begon te gillen. Ik rende naar beneden en de eerste persoon die ik zag, daar sprong ik op. Pas toen ik sprong, dacht ik na over dat hij een vuurwapen in zijn handen had. Toen ik hem af wilde pakken trok hij het vuurwapen naar achter en sloeg hij mij ermee op mijn voorhoofd, ik viel hierdoor naar de grond. Hij begon door te slaan op mijn hoofd. Daarna moest ik op mijn buik gaan liggen met mijn handen naar voren. Hierna werd mijn vriendin naast mij neergelegd, op dezelfde manier. Eén iemand was met het vuurwapen aan het rondzwaaien en aan het richten op mij en mijn vriendin. Hij kwam ook echt bij ons zitten en hield het vuurwapen dichtbij ons hoofd. Op een gegeven moment hebben ze ons vastgebonden met veters. Ze wilden mij de kast in hebben. Ik moest daar zelf in kruipen, in de voorraadkast. Daar moest ik gaan zitten. Toen werd de deur dichtgedaan en hoorde ik dat er een kast voor de deur werd geschoven.
3. De eigen waarneming van de rechtbank ter zake van de camerabeelden, aangeleverd met de bestandsnaam [bestandsnaam] , gedaan op de terechtzitting van 18 juli 2023, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
De rechtbank ziet dat het aangeleverde bestand een compilatie van verschillende camerabeelden betreft en dat de camerabeelden van goede kwaliteit zijn.
De rechtbank ziet op minuut 02:26 dat een vrouw een voordeur opent, terwijl twee personen met Albert Heijn kleding voor de voordeur staan. De rechtbank herkent deze personen als de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] . Vanaf minuut 02:36 ziet de rechtbank dat de verdachte de vrouw bij haar mond pakt en naar binnen duwt. [medeverdachte 1] helpt de verdachte bij het naar binnen duwen van de vrouw. De rechtbank ziet vervolgens vanaf minuut 02:49 dat [medeverdachte 1] een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) pakt en hiermee naar de trap richt, waarna een man in zijn onderbroek van de trap springt richting [medeverdachte 1] . De rechtbank ziet dat de man valt en uit het beeld verdwijnt. Vervolgens ziet de rechtbank op minuut 02:51 dat [medeverdachte 1] twee keer een slaande beweging maakt met het vuurwapen in de richting waar de man buiten beeld verdween. Op minuut 03:16 verschijnt een persoon in beeld die de rechtbank herkent als medeverdachte [medeverdachte 2] . Op minuut 03:53 staat [medeverdachte 2] voor de voordeur en wuift hij door het raam, waarna de verdachte de voordeur voor hem opent. Vanaf minuut 04:32 ziet de rechtbank dat [medeverdachte 2] de veter uit een schoen aan het halen is. Voor, tijdens en na deze bezigheid, kijkt [medeverdachte 2] meerdere malen door het glas van de voordeur. Op minuten 05:08 ziet de rechtbank dat [medeverdachte 2] een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in zijn hand heeft.
4. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , opgemaakt op 16 december 2022, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven (p. 555-557):
A: We vertrokken naar daar.
V: Wie is wij? [verdachte] en [medeverdachte 2] , met z'n drieën?
A: Ja.
V:Wie kwam er naar beneden?
A: Een man.
V: Wat deed jij toen hij naar beneden kwam?
A: Ik heb hem geslagen met een vuurwapen
.
V: En dan, die persoon komt op de grond te liggen. Wat gebeurd er dan? Geef jij hem dan die klap?
A: Ja.
V: Wat doe je nog meer?
A: Daarna zet ik hem in de woonkamer.
V: Is hij nog vastgebonden?
A:Ja, hij is vastgebonden.
V: [slachtoffer 2] was die er ook bij en vastgebonden?
A: Ja ook vastgebonden. Ze zijn met veters vast gebonden.
5. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 16 november 2022, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven (p. 341):
Ik heb dat meisje naar binnen geduwd bij haar mond.
3.4
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte zelf geen handelingen heeft verricht ter (opzettelijke) ondersteuning van de ten laste gelegde vrijheidsberoving. De raadsman stelt dat aan de hand van het handelen van de verdachte niet kan worden bewezen dat hij opzettelijk nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachten om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wederrechtelijk van hun vrijheid te beroven. Volgens de raadsman was het handelen van de verdachte enkel gericht op de gekwalificeerde diefstal en niet op de vrijheidsberoving.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunt dat aan de hand van het handelen van de verdachte niet kan worden bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . De verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte 1] de woning binnengedrongen en heeft daarbij zijn hand op de mond van [slachtoffer 2] gelegd. Daarmee heeft de verdachte de eerste uitvoeringshandeling van de wederrechtelijke vrijheidsbeneming verricht. Enkele seconden hierna heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer 3] met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen zijn hoofd geslagen. Dit kan de verdachte onmogelijk zijn ontgaan. Hij heeft zich toen ontfermd over [slachtoffer 2] . Naar eigen zeggen wilde hij alles onder controle houden en probeerde hij haar stil te houden. Wanneer medeverdachte [medeverdachte 2] bij de voordeur arriveert, komt de verdachte de voordeur openen. Hij bevindt zich op dat moment nog op de begane grond, waar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op de grond moesten liggen. Zoals de raadsman heeft benadrukt, blijkt uit de camerabeelden dat de verdachte vervolgens met name boven in de woning is geweest. De rechtbank is desalniettemin van oordeel dat het voor de verdachte volstrekt duidelijk moet zijn geweest dat de medeverdachten erop toezagen dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] de woning niet konden verlaten. De verdachte heeft zich daarvan op geen enkele wijze gedistantieerd en is, door zijn aanwezigheid in de woning en in het licht van zijn eerdere handelen, blijven bijdragen aan de dreiging en het getalsmatige overwicht van de verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage die de verdachte heeft geleverd aan de ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving van zodanig gewicht is dat hij in nauwe en bewuste samenwerking heeft gehandeld met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 14 september 2022 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen
- horloges en
- dure merk tassen en
- een Cartier bril en
- jassen en
- een geldbedrag
die aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te
maken, door
- de woning binnen te dringen en daarbij een hand op de mond van die [slachtoffer 2] te leggen en
- meermalen te slaan met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] en
- een wapen te richten op [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te dwingen (op hun buik) op de grond te liggen en hun handen en voeten vast te binden met veters en
- bij die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de nabijheid te blijven met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en
- die [slachtoffer 3] in een kast op te sluiten en een kast voor die kast te zetten en
- te zeggen 'hou je bek' en 'als zij niet stopt, geef hem er dan maar eentje', en
- het wapen in de rug van die [slachtoffer 2] te duwen en te zeggen dat zij de politie niet mocht bellen anders zouden ze haar weer opzoeken en verkrachten en te zeggen dat ze wisten wie ze was, hoe ze heette en waar ze woonde;
2
hij op 14 september 2022 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd, door
- de woning binnen te dringen en daarbij een hand op de mond van die [slachtoffer 2] te leggen en
- meermalen te slaan met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te dwingen (op hun buik) op de grond te liggen en hun handen en voeten vast te binden met veters en
- bij die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de nabijheid te blijven met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en
- die [slachtoffer 3] in een kast op te sluiten en een kast voor die kast te zetten.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende reden bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen en heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5,5 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk op te leggen en dat daaraan de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd, worden gekoppeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte is samen met twee medeverdachten met de toepassing van geweld een woning binnengedrongen. Dit alles gebeurde op klaarlichte dag midden in een woonwijk, terwijl de verdachte en een medeverdachte zich voordeden als bezorgers van een supermarkt. Eenmaal binnen hebben de verdachte en de medeverdachten aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wederrechtelijk van hun vrijheid beroofd. Daarbij is geweld toegepast en zijn bedreigingen geuit. Al met al is een voor de aangevers zeer beangstigende situatie gecreëerd. Daarnaast hebben de verdachte en de medeverdachten meerdere dure voorwerpen uit de woning weggenomen. Door zijn handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard. Het gehele incident kan naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, omschreven worden als een woningoverval met toepassing van geweld. Door zijn handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom en heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] heeft zelfs een forse hoofdwond opgelopen, waarvan een litteken resteert. Bovendien worden door dit soort feiten de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt, bij buurtbewoners in het bijzonder. Des te meer omdat de woningoverval op klaarlichte dag plaatsvond en de daders zich voordeden als alledaagse bezorgers. De verdachte heeft zich van al deze gevolgen kennelijk geen rekenschap gegeven en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 27 juni 2023 over de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte op 3 februari 2022 voor onder andere soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld door het gerechtshof Amsterdam.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage die op 17 maart 2023 is opgesteld door psycholoog R.A.R. Bullens. De psycholoog concludeert dat er sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand en emotionele en vermijdende coping. De psycholoog concludeert vervolgens dat er sprake is van een delictpatroon dat gekenmerkt wordt door gewelddadig gedrag (in vereniging) gericht op het verkrijgen van vermogen. De psycholoog adviseert volledige toerekeningsvatbaarheid en concludeert dat toepassing van het volwassenenstrafrecht het beste bij de verdachte lijkt aan te sluiten. Ter preventie van recidive, waarvan het risico als matig tot hoog wordt ingeschat, acht de psycholoog een behandeling geïndiceerd. Een geschikte behandeling zou volgens de psycholoog kunnen plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport van 20 april 2023. Als delictgerelateerde factoren benoemt de reclassering het sociaal netwerk, de dagbesteding, de financiën (geen inkomen en schulden), het psychosociaal functioneren en de houding van de verdachte. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog en adviseert net als de psycholoog om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Ten aanzien van een eventuele behandeling conformeert de reclassering zich aan het advies van de psycholoog en de reclassering adviseert, in lijn met het advies van de psycholoog, om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Straf
Gelet op hetgeen uit de Pro Justitia-rapportage en het reclasseringsrapport betreffende de persoonlijkheid van de verdachte naar voren is gekomen en de indruk die de verdachte zelf ter terechtzitting op de rechtbank heeft gemaakt, ziet de rechtbank geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank zal daarom het volwassenenstrafrecht toepassen. In het voordeel van de verdachte zal de rechtbank wel de jonge leeftijd van de verdachte meewegen.
De rechtbank beschouwt het bewezenverklaarde als een eendaadse samenloop en past daarvoor de oriëntatiepunten voor een woningoverval toe. Hierin ligt immers het zwaartepunt van het bewezenverklaarde. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin staat als uitgangspunt voor een woningoverval vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren in geval van licht geweld of bedreiging (waarbij licht geweld is gedefinieerd als 'een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel') en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren in geval van 'ander geweld'. Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval sprake van een woningoverval met 'ander geweld', omdat het fysieke geweld dat is toegepast bij de woningoverval meer behelsde dan een enkele ruk of duw zonder noemenswaardig letsel. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank in deze zaak de jeugdigheid van de verdachte mee. De rechtbank acht strafverhogend dat de woningoverval in vereniging is gepleegd, dat er sprake is van een zeer hoog schadebedrag, dat er ten gevolge van fysiek geweld een blijvend litteken is toegebracht aan één van de slachtoffers en dat er gedreigd is met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp). Tevens weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat er sprake is van recidive.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat behandeling en begeleiding van de verdachte wenselijk is, kan gelet op hetgeen hiervoor is overwogen naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van 66 maanden. Gelet op onder andere de jeugdigheid van de verdachte kan gepaste behandeling en begeleiding naar het oordeel van de rechtbank het best worden vormgegeven in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 27.592,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 385,00 aan materiële schade en € 27.207,00 aan immateriële schade.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 18.907,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 12.009,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 10.000,00 aan materiële schade en € 2.009,00 aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering moet worden toegewezen, dat de wettelijke rente moet worden toegewezen, dat de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd en dat de betalingsverplichting hoofdelijk moet worden opgelegd.
Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering moet worden toegewezen, dat de wettelijke rente moet worden toegewezen, dat de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd en dat de betalingsverplichting hoofdelijk moet worden opgelegd.
Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk is in zijn vordering, dat de gevorderde immateriële schade geheel moet worden toegewezen, dat de wettelijke rente moet worden toegewezen, dat de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd en dat de betalingsverplichting hoofdelijk moet worden opgelegd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Aangaande de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de raadsman verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen.
Aangaande de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de raadsman verzocht om de gevorderde schade te matigen.
Aangaande de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij ook rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 10.000,00. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 14 september 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn ze daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De verdachte zal voor de bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 10.385,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 september 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 3] .
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 7.500,00. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 14 september 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn ze daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De verdachte zal voor de bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 7.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 september 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] .
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaring in de vordering, omdat de vordering naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.

8.De in beslag genomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten een grijs/oranje handschoen en een zwart/rode handschoen, verbeurd worden verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de op de beslaglijst genoemde voorwerpen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst genoemde voorwerpen verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn begaan.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 12 december 2022 gevorderd dat de bij parketnummer 23/002446-21 door het gerechtshof te Amsterdam op 3 februari 2022 voorwaardelijke opgelegde jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie, omdat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde strafbare feiten.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 55 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feiten 1 en 2:
eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
66 (zesenzestig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] deels toe tot een bedrag van € 10.385,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 september 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 3] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat, als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.385,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 september 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 3] ;
bepaalt dat, als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 86 (zesentachtig) dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat, als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] deels toe tot een bedrag van € 7.500,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 september 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat, als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.500,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 september 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 72 (tweeënzeventig) dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat, als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerp, te weten
1. STK Handschoen
(Omschrijving: [proces-verbaal nummer 2] , grijs/oranje)
en
1. STK Handschoen
(Omschrijving: [proces-verbaal nummer 3] , zwart/rood)
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 3 februari 2022, gewezen onder parketnummer 23/002446-21, te weten: jeugddetentie voor de duur van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
mr. J.B.J. Hoefnagel, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.L. Maassen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2023.