ECLI:NL:RBDHA:2023:11263
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft verzoekster, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, op 31 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 23 november 2021 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De aanvraag werd op 3 juli 2023 ingewilligd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als verweerder optrad. Na de inwilliging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om op dit verzoek te reageren, wat op 27 juni 2023 gebeurde.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan over het verzoek om proceskostenveroordeling. De relevante artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, evenals het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), zijn in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster, waardoor het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond wordt toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De wegingsfactor is vastgesteld op 'licht', aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Een afschrift van de uitspraak is aan de partijen verzonden, met de mogelijkheid voor verzoekster om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.