ECLI:NL:RBDHA:2023:1120
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 23 april 2020. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank om een verweerschrift in te dienen. Op 12 augustus 2022 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Ondanks deze inwilliging heeft eiser besloten het beroep te handhaven. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, niet-ontvankelijk is. Dit is omdat de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft. Daarnaast is er geen ander belang van eiser gebleken bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser het recht had om beroep in te stellen vanwege het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard en dat verweerder in de proceskosten van eiser wordt veroordeeld. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.