Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 3 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 11 september 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 12 juli 2022 de asielaanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op deze aanvraag geen procesbelang meer heeft. Dit is in overeenstemming met artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
Daarnaast heeft eiser verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot betaling van een bestuurlijke dwangsom. De rechtbank wijst erop dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND uitsluit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen. Hierdoor kan de staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsommen verbeuren, wat betekent dat eiser met zijn verzoek niet kan bereiken wat hij wil. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft echter wel aanleiding gezien om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.