ECLI:NL:RBDHA:2023:11149

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
NL23.20269
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van artikel 59b Vw 2000 en voortvarendheid in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van eiser, opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Surinaamse nationaliteit, is in bewaring gesteld op 13 mei 2023 op basis van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij aanvoert dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in de behandeling van zijn asielaanvraag.

De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij op 21 juli 2023 en 26 juli 2023 zittingen hebben plaatsgevonden. Tijdens de eerste zitting was er geen tolk aanwezig, wat leidde tot schorsing van het onderzoek. Bij de tweede zitting was een tolk aanwezig en is het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was, zoals eerder vastgesteld in een uitspraak van 8 juni 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld in de asielprocedure, ondanks de stelling van eiser dat er geen adequate voortgang is geboekt.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20269

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Surinaamse nationaliteit
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.H. Wezeman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 13 mei 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Het onderzoek ter zitting is op 21 juli 2023 met behulp van telehoren aangevangen. Eiser is verschenen in het detentiecentrum Rotterdam. De waarnemer van de gemachtigde van eiser, mr. M. Verdoner, is verschenen op de rechtbank in Groningen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Westendorp. Ter zitting is een aanvang gemaakt met horen. Vervolgens is het onderzoek ter zitting geschorst, omdat geen tolk aanwezig was.
De behandeling van het beroep is hervat ter zitting van 26 juli 2023. Eiser is verschenen op het detentiecentrum Rotterdam. De gemachtigde van eiser is verschenen op de rechtbank in Groningen. Tevens is daar een tolk verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting vervolgens gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de meeste recente uitspraak van 8 juni 2023 (in de zaak NL23.15268) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 2 juni 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
Voortvarend handelen
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken van voldoende voortvarend handelen. De rechtbank heeft nog geen uitspraak gedaan in de asielprocedure van eiser. Verweerder heeft gerappelleerd op de laissez-passer (lp) aanvraag, maar dit heeft niet geleid tot een reactie van de Surinaamse autoriteiten. Door verweerder is niet getracht een presentatie te plannen ten overstaan van de autoriteiten, terwijl de lp-aanvraag inmiddels bijna zes maanden geleden is verzonden. Ter zitting heeft eiser betoogd dat hij niet is geboren in Suriname. Eiser stelt dat hij een Brits paspoort heeft, maar deze is hij kwijtgeraakt in Frankrijk.
4. De termijn in artikel 59b, tweede lid, van de Vw 2000 moet worden gezien als een maximale termijn waarbinnen verweerder voldoende voortvarend moet handelen om ervoor te zorgen dat eiser voor een zo kort mogelijke termijn in bewaring wordt gehouden. Verweerder is vanaf het moment van inbewaringstelling verplicht om voldoende voortvarend te handelen (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1157). In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder het asielverzoek van eiser onvoldoende voortvarend behandelt. Verweerder heeft op 13 juni 2023 een beslissing genomen op de asielaanvraag van eiser. Verweerder heeft sinds het sluiten van het onderzoek op 8 juni 2023 en 29 juni 2023 gerappelleerd op de lp-aanvraag. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op de voorgaande gang van zaken voldoende voortvarend handelt in het kader van de asielaanvraag. In het betoog van eiser, de stelling dat hij een Brits paspoort had, ziet de rechtbank geen aanleiding dat bewaring op de asielgrondslag niet langer voort kan duren.
5. De rechtbank ziet, gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858, ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Geçer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.