Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had op 11 juli 2023 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Na het indienen van beroep op 14 juli 2023 en een verweerschrift van de staatssecretaris op 17 juli 2023, heeft de staatssecretaris op 20 juli 2023 laten weten dat de maatregel op 18 juli 2023 was opgeheven. De verzoeker trok zijn beroep in en vroeg de rechtbank om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die hij had gemaakt.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overwoog dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris de maatregel had opgeheven op het moment dat de verzoeker werd overgedragen aan de Spaanse autoriteiten, en niet omdat hij tegemoet was gekomen aan de beroepsgronden van de verzoeker, zag de rechtbank geen aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten werd dan ook afgewezen als kennelijk ongegrond.
De uitspraak is gedaan door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier N.F. Kreeftmeijer, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. De verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.