ECLI:NL:RBDHA:2023:11117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
NL23.14908
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Somalische minderjarige met vrees voor familie van zwangere vriendin

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Somalische minderjarige, eiser, die vreesde voor de familie van zijn zwangere vriendin. Eiser had op 10 september 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 25 april 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Eiser stelde dat hij bedreigd werd door de familie van zijn vriendin, die hem zou willen vermoorden vanwege de zwangerschap van zijn vriendin. De rechtbank heeft de zaak op 13 juli 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig waren, hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico op ernstige schade zou lopen. De rechtbank concludeerde dat de bedreigingen van de familie van de vriendin niet voldoende onderbouwd waren en dat eiser niet had aangetoond dat hij in een onveilige situatie zou verkeren. Bovendien werd vastgesteld dat eiser in Somalië over adequate opvang beschikte, aangezien hij contact had met zijn moeder en zussen die hem konden opvangen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor een asielvergunning. De rechtbank benadrukte dat eiser niet had aangetoond dat de discriminatie die hij zou ondervinden als gevolg van zijn afkomst, zodanig ernstig was dat hij niet op maatschappelijk en sociaal gebied zou kunnen functioneren. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14908

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.Th. van Alkemade),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Abdirahman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum], heeft de Somalische nationaliteit en behoort tot de [naam 2]. Eiser heeft op 10 september 2022 een asielaanvraag ingediend en daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Hij heeft zijn vriendin zwanger gemaakt en vreest nu voor haar familie. Daarnaast wordt hij gediscrimineerd, omdat hij behoort tot de [naam 2].
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Verweerder heeft eveneens geloofwaardig geacht dat eiser zijn vriendin heeft zwanger gemaakt. Echter komt hij op grond hiervan niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat de familie van zijn vriendin hem daadwerkelijk zou willen vermoorden. Tot slot zijn er geen indicaties dat eiser vanwege het behoren tot de [naam 2] het risico loopt om zodanig te worden beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.
3. Eiser voert in beroep aan dat hij wel is bedreigd door de familie van zijn vriendin. Een groep familieleden van zijn vriendin is aan huis geweest. Via zijn moeder heeft eiser gehoord dat er is geschreeuwd en is geroepen dat eiser zijn vriendin zwanger heeft gemaakt. Verder hebben zij gezegd dat eiser hiervoor moet boeten en dat als zij hem tegenkomen, zij hem zullen vermoorden. De in beroep overgelegde brief van het ziekenhuis met enkele foto’s van eisers moeder onderbouwen deze bedreigingen. Uit deze stukken volgt namelijk dat eisers moeder is aangevallen door de familie van eisers vriendin en is zij met een mes in onder meer haar buik gestoken. Verder is één van de aangehaalde bronnen niet vertaald en de aangehaalde oplossingen zijn niet op hem van toepassing, omdat hij behoort tot de [naam 2]. Vanwege het behoren tot deze stam bevindt hij zich bij het eventueel inroepen van de bescherming van de autoriteiten in een slechte positie. Tot slot heeft verweerder onvoldoende onderzoek gedaan naar adequate opvang in Somalië. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar het TQ-arrest. [2]
De rechtbank oordeelt als volgt.
Bedreigingen familie van zwangere vriendin
4. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat de familie van zijn vriendin hem wil vermoorden. De rechtbank stelt vast dat eiser ten aanzien van de gestelde bedreigingen aan huis in 2020, welke reden waren voor zijn vertrek uit Somalië, heeft volstaan met een verwijzing naar zijn zienswijze. Verweerder heeft hierop in het bestreden besluit gereageerd. Nu eiser in beroep niet heeft aangevoerd waarom deze motivering onvoldoende of onjuist is, kan die motivering standhouden. Verder kan uit de in beroep overgelegde brief van het ziekenhuis niet worden vastgesteld wat deze brief inhoudt, omdat een vertaling ontbreekt. Echter, ook indien wel een vertaling voorhanden zou zijn en deze brief eisers stelling dat zijn moeder is gestoken met een mes zou onderbouwen, kan ook dan niet worden vastgesteld wie de dader(s) zou(den) zijn geweest. Verder kan niet worden vastgesteld wie de vrouw op de foto’s betreft en wat haar mankeert. De opmerking van de gemachtigde van eiser op zitting dat ook een video aanwezig is waarop te zien is dat eisers moeder behandeld wordt aan haar verwondingen, maar hij deze niet kan tonen vanwege religieuze redenen, leidt niet tot een andere conclusie. Deze video is nimmer overgelegd, zodat deze ook niet kan worden betrokken bij de beoordeling van het beroep.
Slechte positie vanwege het behoren tot de [naam 2]
5. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning, omdat hij behoort tot de [naam 2]. Verweerder heeft daarbij terecht overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de discriminatie dusdanig ernstige beperkingen van zijn bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor hem onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied in Somalië te kunnen functioneren. Eiser heeft immers verklaard dat hij naar school ging in Somalië en is niet betwist dat hij de hulp kan inroepen van de autoriteiten. Dat hij zich mogelijk in een slechte(re) positie bevindt, is niet onderbouwd en leidt niet tot een andere conclusie. Verder is niet gebleken dat hij op enigerlei wijze heeft geprobeerd om tot een oplossing te komen met zijn vriendin en haar familie, zodat eiser niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat er geen oplossingen voorhanden zijn enkel omdat hij behoort tot de [naam 2].
Adequate opvang
6. Uit paragraaf B8/6.1. van de Vc [3] volgt dat verweerder uitgaat van adequate opvang als opvang aanwezig is waarvan de omstandigheden vergelijkbaar zijn met de omstandigheden van leeftijdsgenoten die zich in een gelijkwaardige positie als de vreemdeling bevinden. Adequate opvang is in ieder geval aanwezig als een familielid tot in de vierde graad aanwezig is. Primair zal worden getracht om minderjarigen met de ouder(s) te herenigen. Opvang bij ouders merkt verweerder in beginsel aan als adequaat.
7. Verder volgt uit het TQ-arrest dat verweerder verplicht is om voorafgaand aan de verwijdering van de minderjarige vreemdeling zich ervan te overtuigen dat die minderjarige vreemdeling wordt teruggestuurd naar een familielid, een aangewezen voogd of adequate opvangfaciliteiten in het land van terugkeer. Verweerder dient in deze context rekening te houden met alle wijzigingen in de omstandigheden die zich na de vaststelling van dat terugkeerbesluit voordoen. Indien adequate opvang voor de niet-begeleide minderjarige vreemdeling in het land van herkomst niet langer is gegarandeerd in de fase van diens verwijdering, kan verweerder het terugkeerbesluit niet uitvoeren.
8. Verweerder heeft terecht aangenomen dat eiser in Somalië beschikt over adequate opvang. Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt in het verweerschrift, heeft eiser specifieke informatie gegeven over zijn moeder en vier zussen en dat daarmee is gebleken dat adequate opvang in Somalië aanwezig is. Zo heeft hij verklaard dat hij nog contact heeft met zijn moeder en vier zussen en weet waar zij verblijven. [4] Verder heeft eiser verklaard ten tijde van het beroep nog contact te hebben gehad met zijn moeder en zussen, omdat hij stukken heeft overgelegd die hij van hen stelt te hebben ontvangen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij hem geen adequate opvang kunnen bieden, zodat verweerder heeft mogen aannemen dat adequate opvang in Somalië bij zijn moeder (en zussen) aanwezig is.
Conclusie
9. De asielaanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.HvJEU 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:9, r.o. 77 en 78.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Rapport nader gehoor AMV 12-18 jaar van 14 april 2023, p. 14 en 15 van 17.