ECLI:NL:RBDHA:2023:1110
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoeker op 23 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 18 november 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 23 november 2022 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Ondanks deze toewijzing heeft verzoeker het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen op de asielaanvraag, terwijl het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit nog liep. Hierdoor wordt het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de waarde per punt en de wegingsfactor. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.