ECLI:NL:RBDHA:2023:11060

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
NL23.12773 en NL23.12775
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen onder de Dublinverordening met betrekking tot medische en emotionele afhankelijkheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee eisers, een echtpaar van Syrische nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 26 april 2023 afgewezen, met het argument dat Tsjechië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen op 5 juni 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom Tsjechië verantwoordelijk is voor de asielaanvragen en waarom de aanvragen niet onverplicht in behandeling hoeven te worden genomen. Eisers hebben medische klachten en stellen emotioneel afhankelijk te zijn van hun dochter, die in Nederland woont. De rechtbank oordeelt echter dat er geen objectieve stukken zijn overgelegd die de afhankelijkheid van eisers van hun dochter onderbouwen. Bovendien hebben eisers zich de afgelopen vier jaar zonder haar hulp kunnen redden in Syrië.

De rechtbank wijst erop dat de Dublinverordening niet bedoeld is als een route om op reguliere gronden verblijf bij een gezinslid in Nederland te verkrijgen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris om de aanvragen niet in behandeling te nemen, in stand blijft. Eisers krijgen geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.12773 en NL23.12775

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [nummer 1]
en
[eiser], eiser,
V-nummer: [nummer 2]
samen genoemd: eisers
(gemachtigde: mr. G.E. Jans),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: A. Noordeloos).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 26 april 2023 niet in behandeling genomen omdat Tsjechië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen van eisers, samen met hun verzoeken om een voorlopige voorziening [1] , op 5 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvragen van eisers terecht niet in behandeling heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom Tsjechië op grond van de Dublinverordening [2] verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers en Nederland niet verplicht is om de aanvragen in behandeling te nemen. Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd waarom hij op grond van de door eisers aangevoerde individuele omstandigheden hun asielaanvragen niet onverplicht in behandeling neemt. De rechtbank zal hierna aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden, uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [3]
5. Eiseres is geboren op [datum 1] , haar echtgenoot, eiser, op [datum 2] . Zij hebben beiden de Syrische nationaliteit. De Tsjechische autoriteiten hebben hen een visum verstrekt. Na een medische behandeling in Tsjechië zijn zij doorgereisd naar hun dochter in Nederland en hebben zij op 12 oktober 2022 een asielvraag ingediend.
6. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw [4] . Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Tsjechië een verzoek om overname gedaan op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening. Op 9 februari 2023 zijn de autoriteiten van Tsjechië hiermee akkoord gegaan.

Waarom artikel 16 van de Dublinverordening niet van toepassing is

7. Eisers hebben op grond van hun leeftijd en medische problematiek een beroep gedaan op artikel 16 van de Dublinverordening. Eiseres heeft last van mogelijke hart- en vaatziekten, en eiser lijdt aan depressies. Zij stellen afhankelijk te zijn van hun dochter, die hen in Syrië altijd verzorgde en daarom ook na haar huwelijk bij hen inwoonde (met haar echtgenoot). Zij was gedwongen haar ouders te verlaten om het recht op nareis niet te verliezen. Eisers stellen dat uit artikel 11, tweede lid van de Uitvoeringsverordening volgt dat bij gebrek aan objectief bewijs situaties als afhankelijkheid ook aannemelijk kunnen worden op grond van zelf verstrekte inlichtingen. Eisers wijzen erop dat zij niet alleen medisch afhankelijk, maar ook emotioneel afhankelijk zijn van hun dochter. Zij hebben altijd samengewoond in Syrië en als christenen samen 10 jaar binnen gezeten. Hun kinderen waren gedwongen door de oorlog het land uit te vluchten en zijn in verschillende landen terecht gekomen. Vanwege de scheiding van en zorgen om hun ouders hebben hun dochter en ook hun zoon in Zweden last van depressies waarvoor zij worden behandeld.
7.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder heeft terecht geen aanleiding gezien om artikel 16 van de Dublinverordening toe te passen. Eisers hebben weliswaar medische klachten, maar er zijn geen objectieve stukken overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van een ernstige ziekte waarvoor eisers afhankelijk zijn van concrete zorg die hun dochter verstrekt. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eisers sinds het vertrek van hun dochter naar Nederland zich vier jaar zonder haar hulp staande hebben gehouden. Bovendien blijkt uit de verklaring van de dochter dat haar zorg zich beperkt tot het begeleiden bij ziekenhuisonderzoeken en het doen van boodschappen. Exclusiviteit van deze zorg is daarbij weliswaar niet doorslaggevend, maar verweerder mag dat naar het oordeel van de rechtbank wel in deze afweging betrekken. Het spreekt verder voor zich dat eisers zich emotioneel beter voelen als zij bij hun dochter en haar gezin zijn, en dat deze emotionele afhankelijkheid betrokken kan worden in de afwegingen. Ook volgt de rechtbank dat niet alle afhankelijkheid met objectieve stukken kan worden onderbouwd. In dit geval is echter onvoldoende geconcretiseerd (met stukken dan wel verklaringen) dat eisers afhankelijk zijn van hun dochter vanwege hoge leeftijd of een ernstige ziekte, zoals is bepaald in artikel 16 van de Dublinverordening.
Waarom de aanvraag niet onverplicht in behandeling hoeft te worden genomen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening
8. Eisers hebben aangevoerd dat sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat het besluit leidt tot onevenredige hardheid. Zij menen dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen toepassing geeft aan artikel 17 van de Dublinverordening. Zij hebben naast hun medische problemen, structurele blijvende dagelijkse zorg nodig, die hun dochter graag verleent en in Syrië ook verleende. Het gezin is verscheurd door de oorlog: twee zonen verblijven in Zweden en hun dochter in Nederland. Het was geen vrijwillige keuze om eisers in Syrië achter te laten. Zij hebben allemaal psychische problemen door deze gedwongen scheiding. Hun (autistische) zoon heeft door het besluit en de zorgen een terugval in zijn behandeling. Verweerder dient na te streven dat het gezin bijeengehouden wordt, gelet op de uitgangspunten van de Dublinverordening. Eisers kennen niemand in Tsjechië en zullen aan hun lot zijn overgeleverd. Eisers menen dat verweerder deze omstandigheden onvoldoende heeft betrokken in zijn afwegingen.
8.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat in het geval van eisers geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van eisers van onevenredige hardheid getuigt [5] . Daarbij heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de Dublinverordening erop is gericht om familie- en gezinsleden zoveel mogelijk bij elkaar te houden maar niet is bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij een gezinslid in Nederland kan worden verkregen. In het besluit heeft verweerder alle in de zienswijze naar voren gebrachte omstandigheden betrokken in de beoordeling. Hierbij is betrokken dat niet is gebleken dat eisers voor de medische klachten afhankelijk zijn van de zorg van hun dochter of andersom. Tevens is niet gebleken dat de kinderen van eisers hen niet zouden kunnen bezoeken in Tsjechië. Zij zijn allen in het bezit van een verblijfsvergunning. Het enkele feit dat ook de kinderen medische klachten hebben maakt niet dat zij niet op bezoek zouden kunnen gaan. Ook in beroep is niet aannemelijk gemaakt dat eisers dagelijkse zorg nodig hebben. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat eisers zich ruim vier jaar zelfstandig staande hebben gehouden in Syrië en merkt de rechtbank op dat eisers zelfstandig naar Tsjechië zijn gereisd en daar een medische behandeling hebben ondergaan voordat zij naar Nederland zijn gekomen. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een uitzonderlijk geval dat leidt tot gebruikmaking van de bevoegdheid om de aanvragen aan zich te trekken.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvragen terecht buiten behandeling gesteld.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL23.12774 en NL23.12776
2.Verordening (EU) 604/2013
3.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Vreemdelingenwet 2000
5.Zoals beschreven in paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000