ECLI:NL:RBDHA:2023:11048

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
23_3562
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende uitzetting

Op 30 maart 2023 heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om deelname aan de zitting van 6 april 2023 mogelijk te maken en de uitzetting van 5 april 2023 naar Lagos te voorkomen. Verzoekster heeft op dezelfde dag een bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 31 maart 2023 heeft verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, meegedeeld dat de geplande uitzetting van 5 april 2023 geannuleerd is.

De voorzieningenrechter overweegt dat ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van de annulering van de uitzetting en concludeert dat het spoedeisend belang aan de gevraagde voorlopige voorziening is komen te vervallen.

Hierdoor verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van F.J.M. van den Berg, griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 augustus 2023. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/3562
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 augustus 2023 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoekster] , V-nummer [v-nummer] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. J. van Bennekom)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 30 maart 2023 heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om deelname aan de zitting van 6 april 2023 (NL23.2905) mogelijk te maken en de uitzetting van 5 april 2023 naar Lagos te voorkomen. Verzoekster heeft op 30 maart 2023 een bezwaarschrift ingediend.
Bij brief van 31 maart 2023 heeft verweerder meegedeeld de geplande uitzetting van
5 april 2023 te annuleren.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding van de bovenstaande bevoegdheid gebruik te maken. Verweerder heeft de voorzieningenrechter op 31 maart 2023 te kennen gegeven dat de voorgenomen uitzetting van verzoekster op 5 april 2023 geen doorgang zal vinden. Nu de uitzetting is geannuleerd, is daarmee ook het spoedeisend belang aan de gevraagde voorlopige voorziening komen te vervallen.
3. Gelet hierop verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Nu de uitzetting is geannuleerd nadat het verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend, ziet de voorzieningenrechter aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank:
- verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van
F.J.M. van den Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 augustus 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.