ECLI:NL:RBDHA:2023:11048
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende uitzetting
Op 30 maart 2023 heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om deelname aan de zitting van 6 april 2023 mogelijk te maken en de uitzetting van 5 april 2023 naar Lagos te voorkomen. Verzoekster heeft op dezelfde dag een bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 31 maart 2023 heeft verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, meegedeeld dat de geplande uitzetting van 5 april 2023 geannuleerd is.
De voorzieningenrechter overweegt dat ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van de annulering van de uitzetting en concludeert dat het spoedeisend belang aan de gevraagde voorlopige voorziening is komen te vervallen.
Hierdoor verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van F.J.M. van den Berg, griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 augustus 2023. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.