ECLI:NL:RBDHA:2023:11047

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
23_3556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke klachtprocedure

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Frankrijk, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van het ministerie van Financiën op zijn klacht van 9 september 2022. De rechtbank Den Haag heeft op 14 augustus 2023 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure, waarbij zij zich onbevoegd heeft verklaard. De rechtbank baseert haar oordeel op artikel 9:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht over de gedraging van een bestuursorgaan geen beroep kan worden ingesteld. Dit betekent dat het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld wordt, maar dat dit niet leidt tot de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eiser gericht is tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn klacht. Gezien de bepalingen in de Awb, is de rechtbank van oordeel dat zij niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep. Dit houdt in dat eiser geen beroep kan instellen en ook geen aanspraak kan maken op de dwangsomregeling die in de Awb is neergelegd. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze beslissing. De rechter in deze zaak was mr. M. van Nooijen, en de griffier was F.J.M. van den Berg.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3556

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (Frankrijk), eiser,

en

het ministerie van Financiën, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 15 mei 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op zijn klacht van 9 september 2022.

Overweging

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 9:3 van de Awb kan tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht over de gedraging van een bestuursorgaan geen beroep worden ingesteld. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep van eiser gericht is tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op de door hem ingediende klacht.
4. Artikel 9:3 van de Awb is op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb evenzeer van toepassing op het niet tijdig nemen van een besluit omtrent de behandeling van de klacht. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat zij onbevoegd is kennis te nemen van het ingestelde beroep. Het voorgaande brengt met zich dat, nu eiser geen beroep bij de rechtbank kan instellen, hij evenmin een beroep kan doen op de in afdeling 4.1.3.2 van de Awb neergelegde dwangsomregeling. De rechtbank zal zich dan ook onbevoegd verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van
F.J.M. van den Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 augustus 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 van de Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.