ECLI:NL:RBDHA:2023:1103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
NL22.11452
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling in asielprocedure

In deze zaak heeft eiser op 19 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn opvolgende asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had op 22 december 2016 zijn eerste asielaanvraag ingediend, welke niet-ontvankelijk was verklaard omdat hij in Griekenland internationale bescherming geniet. Dit besluit staat in rechte vast.

Eiser diende op 5 november 2021 een tweede aanvraag in, waarvoor de beslistermijn zes maanden bedraagt, met een mogelijke verlenging van negen maanden. Verweerder heeft eiser op 1 april 2022 geïnformeerd dat hij uiterlijk op 3 februari 2023 een beslissing kon verwachten. Eiser heeft op 30 mei 2022 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor was de ingebrekestelling prematuur en niet rechtsgeldig.

De rechtbank concludeert dat zonder een geldige ingebrekestelling er geen beroep wegens niet tijdig beslissen kan worden ingediend. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.11452

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Eiser heeft op 19 juni 2022 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn opvolgende asielaanvraag.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] .

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiser heeft op 22 december 2016 zijn eerste asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is niet-ontvankelijk verklaard, omdat is gebleken dat eiser in Griekenland internationale bescherming geniet. Dat besluit staat in rechte vast.
3. Eiser heeft op 5 november 2021 een tweede aanvraag ingediend. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw [2] bedraagt de beslistermijn zes maanden. Verweerder heeft de beslistermijn op grond van artikel 42, vierde lid, van de Vw met negen maanden verlengd. Verweerder heeft eiser bij brief van 1 april 2022 van de verlenging van de beslistermijn in kennis gesteld, en heeft eiser daarbij meegedeeld dat hij uiterlijk op 3 februari 2023 een beslissing op zijn asielaanvraag kan verwachten.
4. Op 30 mei 2022 heeft eiser een ingebrekestelling bij verweerder ingediend. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken.
5. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn nog niet is verstreken. Eisers ingebrekestelling was dus prematuur en is daarom niet rechtsgeldig. Zonder geldige ingebrekestelling kan geen beroep wegens niet tijdig beslissen worden ingediend. Het beroep moet om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
2.Vreemdelingenwet 2000