ECLI:NL:RBDHA:2023:1103
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling in asielprocedure
In deze zaak heeft eiser op 19 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn opvolgende asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had op 22 december 2016 zijn eerste asielaanvraag ingediend, welke niet-ontvankelijk was verklaard omdat hij in Griekenland internationale bescherming geniet. Dit besluit staat in rechte vast.
Eiser diende op 5 november 2021 een tweede aanvraag in, waarvoor de beslistermijn zes maanden bedraagt, met een mogelijke verlenging van negen maanden. Verweerder heeft eiser op 1 april 2022 geïnformeerd dat hij uiterlijk op 3 februari 2023 een beslissing kon verwachten. Eiser heeft op 30 mei 2022 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor was de ingebrekestelling prematuur en niet rechtsgeldig.
De rechtbank concludeert dat zonder een geldige ingebrekestelling er geen beroep wegens niet tijdig beslissen kan worden ingediend. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.