ECLI:NL:RBDHA:2023:1102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
NL22.12316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling in asielprocedure

In deze zaak heeft eiser, van Iraakse nationaliteit, op 21 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 21 december 2021 medegedeeld dat eiser in de nationale procedure is opgenomen. Eiser heeft vervolgens op 21 mei 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Op 29 juni 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Verweerder heeft echter geen verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn beroep ingesteld na de ingebrekestelling, maar de rechtbank stelt vast dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser begon op 21 december 2021 en eindigde op 21 juni 2022.

Aangezien de ingebrekestelling van 21 mei 2022 door verweerder op 22 mei 2022 is ontvangen, was de beslistermijn nog niet verstreken. Hierdoor is het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12316

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser,

geboren [geboortedatum]
Van Iraakse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Hidding),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 21 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
In de brief van 21 december 2021 heeft verweerder medegedeeld dat eiser in de nationale procedure is opgenomen.
Bij brief van 21 mei 2022 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Op 29 juni 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) moet verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De beslistermijn na een Dublin-claim vangt op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw aan op de datum dat wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
5. Verweerder heeft eiser per brief van 21 december 2021 medegedeeld dat het claimverzoek dat in het kader van de Dublinverordening is ingediend bij de
autoriteiten van Spanje is afgewezen en de asielaanvraag in de nationale procedure wordt behandeld. Het gevolg is dat de beslistermijn, ingevolge artikel 42, zesde lid, van de Vw 2000, is aangevangen op 21 december 2021. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 21 juni 2022 op de asielaanvraag moet beslissen.
6. De rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling van 21 mei 2022 op 22 mei 2022 door verweerder is ontvangen. Op deze datum was de beslistermijn nog niet verstreken, zodat vastgesteld moet worden dat de ingebrekestelling prematuur is. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag van eiser is daarom niet-ontvankelijk.
7. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.