ECLI:NL:RBDHA:2023:1102
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling in asielprocedure
In deze zaak heeft eiser, van Iraakse nationaliteit, op 21 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 21 december 2021 medegedeeld dat eiser in de nationale procedure is opgenomen. Eiser heeft vervolgens op 21 mei 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Op 29 juni 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Verweerder heeft echter geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn beroep ingesteld na de ingebrekestelling, maar de rechtbank stelt vast dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser begon op 21 december 2021 en eindigde op 21 juni 2022.
Aangezien de ingebrekestelling van 21 mei 2022 door verweerder op 22 mei 2022 is ontvangen, was de beslistermijn nog niet verstreken. Hierdoor is het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.