ECLI:NL:RBDHA:2023:11016
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 25 juli 2022, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift geen gronden bevatte. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift ten minste de gronden van het beroep te bevatten. De rechtbank heeft de eiser in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie gekomen. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen en heeft zij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.