ECLI:NL:RBDHA:2023:11008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
09/085439-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor overval met geweld en bedreiging

De rechtbank Den Haag heeft op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 19-jarige man, die samen met drie medeverdachten een overval heeft gepleegd op een winkel in 's-Gravenhage. De overval vond plaats op 27 februari 2023, waarbij diverse goederen, waaronder mobiele telefoons en een geldbedrag van € 4.000, zijn weggenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet in aanmerking komt voor het adolescentenstrafrecht en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante begeleiding.

Tijdens de rechtszitting op 12 juli 2023 heeft de officier van justitie, mr. N. Bakker, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.W. Roos, heeft gepleit voor partiële vrijspraak met betrekking tot het gebruik van geweld. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een dreigende situatie hebben gecreëerd door gemaskerd de winkel binnen te stormen, te schreeuwen om de kluis en met gereedschap vitrinekasten kapot te slaan.

De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de overval als medeplegen bewezen verklaard, gezien de nauwe samenwerking met de medeverdachten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partijen, waaronder de eigenaar van de winkel, toegewezen tot een bedrag van € 3.000,- voor materiële schade en € 1.250,- voor immateriële schade aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum van de overval.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/085439-23
Datum uitspraak: 26 juli 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] te [woonplaats 1] ,
op dit moment gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 12 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Bakker en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. D.W. Roos naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 februari 2023 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, diverse goederen, waaronder mobiele telefoons en/of horloges en/of een geldbedrag van 4000 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] (vestiging [adres 2] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de eigenaar ( [slachtoffer] ) en/of een of meer medewerkers van [bedrijf] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- gemaskerd, althans met (deels) bedekt gezicht, de winkel in/binnen te stormen en/of
- 'de kluis, de kluis!' te schreeuwen en/of roepen en/of
- een of meer bahco's en/of hamers en/of ander gereedschap vast te houden en/of
- (vervolgens) met dat gereedschap meerdere vitrinekasten kapot te slaan.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Op nadere standpunten wordt – voor zover relevant – hierna nader ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van het gebruik van geweld, dan wel dreiging met geweld door de verdachte en/of door anderen, en van de diefstal van horloges en € 4.000. Met betrekking tot het ten laste gelegde voor zover dat ziet op het medeplegen van diefstal van mobiele telefoons en een hoeveelheid contant geld, heeft de raadsman gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Op nadere standpunten wordt – voor zover relevant – hierna nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. [1]
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 27 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 70-80):
Ik ben mede-eigenaar van de winkel [bedrijf] gevestigd aan de [adres 2] in [woonplaats 2] . Wij zijn vandaag 27 februari 2023 open gegaan. Ik was samen met [slachtoffer 2] aan het werk. Er zat rond de 4000 euro in de kassa en de kluis.. Ik zag vier mannen met maskers op binnenkomen. Meteen werd de gamingkast naast de deur ingeslagen. Dat deden ze met een stuk gereedschap. Ook een horlogekast sloegen ze in. Ik hoorde de mannen schreeuwen ‘de kluis, de kluis’. Wij stonden toen achter de balie. Ik zag dat een man meteen achter de balie kwam. Deze man liep meteen naar de kassa en drukte deze open. De man pakte het geld uit mijn kassa. Hij pakte een stapel briefgeld. Nadat de man het geld gepakt had, vroeg hij weer naar de kluis. Ik heb de kluis geopend. Ik pakte het bakje met geld en gaf dat aan hem. Ik zag later dat uit de telefoonkast telefoons weg zijn.
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 12 juli 2023, voor zover inhoudende:
Ik ben de winkel binnen gegaan. Ik heb gevraagd om de kluis. We hebben het geld verdeeld.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 8 en p. 81):
Buiten het weggenomen geld uit de kluis en kassa werden er in totaal in ieder geval 23 horloges en 14 telefoons weggenomen van verschillende merken en waardes.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 107-155):
De verdachten gingen via de bergingen de flat naar binnen. Op de beelden is NN2 te zien. De vier verdachten liepen vervolgens de berging uit. De verdachten bleven vervolgens enige tijd hangen in de [adres 3] , waarna ze gezamenlijk de [bedrijf] aan de [adres 2] binnen kwamen. NN1 liep naar de medewerkers achter de kassa, haalde het geld uit de kassa en stopte dit in een klein wit plastic tasje. NN2 nam een medewerker van de winkel mee naar achter en droeg deze op de kluis open te maken. NN2 had tenminste 2 geldbakjes vast. Een van deze bakjes werd later leeg op straat aangetroffen. NN3 liep naar een vitrine achter in de winkel, waar hij met een hamer de vitrines kapot sloeg. Vervolgens haalde NN3 elektronische apparaten uit deze vitrine en stopte deze in een zwarte tas welke hij bij zich droeg. Op de camerabeelden was te zien dat verdachte NN4 de winkel in kwam rennen en vervolgens naar de balie liep en met een voorwerp, gelijkend op een Bahco, drie keer op de balie sloeg. Vervolgens liep NN4 naar de vitrines en sloeg hij hier het glas kapot. NN4 pakte de goederen uit de vitrines en stopte deze in de wit met blauwe tas. Op de beelden is te zien dat verdachte NN2 uit de kluis kwam met het geldbakje in zijn handen en vervolgens richting de uitgang van de winkel rende. De overige verdachten reageerde hierop door samen met NN2 de winkel uit te rennen.
Verdachte NN2 werd door 3 verschillende collega's herkend als de verdachte [verdachte] .
3.4.
Bewijsoverwegingen
Bedreiging met geweld
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat geen sprake is van geweld, dan wel bedreiging met geweld. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de tenlastegelegde handelingen niet hebben geleid tot een dermate dreigende situatie dat de vrees voor geweld tegen [slachtoffer] en [slachtoffer 2] gerechtvaardigd was.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en de drie medeverdachten met bedekt gezicht de winkel binnenkomen. Direct slaan twee jongens vitrines en kasten in, er wordt geschreeuwd om de kluis en er wordt op de toonbank geslagen. Op grond van deze feiten is de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel dat de verdachte en de medeverdachten door deze handelingen, in onderlinge samenhang bezien, een dermate dreigende situatie hebben gecreëerd voor [slachtoffer] en [slachtoffer 2] dat de vrees voor geweld tegen hen gerechtvaardigd was. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van diefstal met bedreiging van geweld.
Tezamen en in vereniging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat geen sprake is van medeplegen van (dreigen met) geweld gepleegd door de medeverdachten. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte niet wist dat de medeverdachten gereedschap bij zich hadden en deze zouden gaan gebruiken.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte en de medeverdachten voorafgaand aan de overval verzamelen in de berging van een flat, daar bezig zijn met tassen en kleding en daarna gezamenlijk in de richting van de plaats van de overval lopen. Vervolgens gaan de jongens gezamenlijk naar binnen, waar ieder een andere taak uitvoert en dan rennen zij – nadat geld en andere goederen zijn weggenomen – samen de winkel uit. De jongens lopen gezamenlijk terug naar de berging van de flat waar gezamenlijk wordt omgekleed. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat de verdachte en de medeverdachten samen een plan hebben gemaakt voor de overval, inclusief een taakverdeling, en dat zodoende iedereen wist wat er zou gaan gebeuren.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Gestolen goederen
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd over de weggenomen goederen en acht het voldoende aannemelijk geworden dat mobiele telefoons, horloges en een geldbedrag van € 4.000,- zijn weggenomen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 27 februari 2023 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, diverse goederen, waaronder mobiele telefoons en horloges en een geldbedrag van 4000 euro, die geheel aan [bedrijf] (vestiging [adres 2] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen de eigenaar ( [slachtoffer] ) en een medewerker van [bedrijf] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- gemaskerd de winkel binnen te stormen en
- 'de kluis, de kluis!' te schreeuwen en
- een of meer bahco’s en hamers vast te houden en
- vervolgens met dat gereedschap meerdere vitrinekasten kapot te slaan.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij het opleggen van een straf toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht. Tevens heeft hij verzocht rekening te houden met het feit dat de verdachte een first-offender is, hij geen fysiek geweld heeft gebruikt en spijt heeft betuigd voor zijn daden. Ook verzoekt hij om bij de oplegging van een gevangenisstraf een groot deel voorwaardelijk op te leggen, eventueel in combinatie met een taakstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een overval op een winkel. Tijdens de overval zijn er vitrines ingeslagen met een hamer en een bahco en heeft de verdachte een medewerker een kluis laten openen. Bij de overval zijn een geldbedrag en meerdere mobiele telefoons en horloges buitgemaakt.
De verdachte heeft zich bij het plegen van de overval geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen van de voor de slachtoffers emotioneel zeer ingrijpende gebeurtenissen. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk feit daarvan langdurig de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Dat dit in het onderhavige geval niet anders is, is de rechtbank gebleken uit de verklaring die de aangever ter zitting heeft afgelegd. Daarnaast brengt een brutale overval als deze gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg, te meer daar de overval op klaarlichte dag heeft plaatsgevonden. Daarnaast is veel materiële schade aangericht, waaronder aan de vitrines van de winkel.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 juni 2023. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van reclasseringsadviezen over de verdachte van 13 juni 2023 en 7 februari 2023 (opgemaakt in het kader van een andere strafzaak).
Uit het rapport van 13 juni 2023 volgt dat sprake is van een hoog recidiverisico. De risicofactoren hiervoor zijn het ontbreken van een zinvolle dagbesteding en een vast inkomen na detentie. Ook zijn er aanwijzingen van een negatief sociaal netwerk. De reclassering adviseert bij veroordeling het volwassenstrafrecht toe te passen. Uit het rapport van 7 februari 2023 komt naar voren dat de verdachte volgens de reclassering overkomt als een gemiddeld intelligente jongen die leeftijd adequate beslissingen kan nemen. Hij studeerde op dat moment fulltime en werkte daarnaast parttime om zijn rekeningen te kunnen betalen en/of leuke dingen van te doen. Zoals de reclassering inschat is er bovendien geen sprake van impulsiviteit welke de verdachte onderbouwt met de antwoorden die hij geeft en hoe hij zegt te reageren in bepaalde situaties: "Voordat ik een beslissing neem, heb ik zeker tien stappen vooruit gedacht". In het rapport van 7 februari 2023 wordt bij een veroordeling geadviseerd om bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht en ambulante begeleiding. In het rapport van 13 juni 2023 adviseert de reclassering geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
Toepassing jeugdstrafrecht en voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht op grond van artikel 77c Sr. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte in tegenstelling tot eerdere gesprekken met de reclassering nu een bekennende verklaring heeft afgelegd en de waarheid over zijn persoonlijke omstandigheden met de reclassering wil delen. De raadsman heeft ter terechtzitting tevens het voorwaardelijke verzoek gedaan dat indien de rechtbank geen toepassing geeft aan het adolescentenstrafrecht de behandeling van de zaak aan te houden om een nieuw reclasseringsrapport op te laten maken.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de reclassering twee keer in een relatief korte tijd over de verdachte heeft gerapporteerd en in beide rapporten de relevante omstandigheden, zoals dat de verdachte nog schoolgaand was en bij zijn ouders woonde, heeft meegenomen in haar afwegingen aangaande toepassing van volwassenenstrafrecht. De rechtbank volgt de overwegingen en conclusies van de reclassering. Dat de verdachte nu een bekennende verklaring heeft afgelegd en over bepaalde persoonlijke omstandigheden anders zou willen verklaren, maakt dit niet anders.
Ten aanzien van het voorwaardelijk verzoek van de raadsman overweegt de rechtbank dat zij zich voldoende voorgelicht acht door de reclasseringsrapporten van 13 juni 2023 en 7 februari 2023. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden en wijst het verzoek af.
Op te leggen straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank houdt – meer dan de officier van justitie – rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden.
De rechtbank legt een deels voorwaardelijke straf op, met een proeftijd van twee jaren en zal daaraan de door de reclassering in haar rapport van 7 februari 2023 geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Voorlopige hechtenis
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen, dan wel subsidiair te schorsen. De rechtbank zal, gezien de veroordeling in onderhavige zaak, dit verzoek afwijzen.

7.De vordering van de benadeelde partijen

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. [slachtoffer] heeft zich ook namens [bedrijf] als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert hetzelfde bedrag.
Ter zitting heeft [slachtoffer] verklaard en verduidelijkt dat hij namens [bedrijf] een schadevergoeding wil vorderen voor de materiële schade, te weten een bedrag van € 3.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit betreft het ontvreemde bedrag dat niet door de verzekering is vergoed. Daarnaast wenst hij als privépersoon immateriële schade te vorderen ter hoogte van € 2.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente. [slachtoffer] heeft toegelicht dat hij erg angstig is geweest na het incident, niet meer alleen in de winkel durfde te staan en psychologische hulp heeft gezocht.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering deels toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 3.000,- voor materiële schade voor Used Products en € 1.000,- voor immateriële schade aan [slachtoffer] . Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering primair afgewezen dient te worden. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de vordering van [bedrijf] gematigd dient te worden naar een bedrag ter hoogte van € 1.000,- aan materiële schade, omdat dit het bedrag is waarvan is vast te stellen dat dit in de kluis zat. Ten aanzien van de immateriële schade zoals gevorderd door [slachtoffer] , stelt de raadsman dat de schade niet is onderbouwd en dat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[bedrijf]
De vordering van [bedrijf] is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.000,-.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 27 februari 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[slachtoffer]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan tevens worden vastgesteld dat [slachtoffer] rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Gelet op wat door hem ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.250.- en dit bedrag toewijzen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 27 februari 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partijen aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hen is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 februari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [bedrijf] . Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.250,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 februari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
medeplegen van diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf,
groot 6 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op de Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH te ‘s-Gravenhage op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd laat begeleiden door Coach E 25 of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
de vorderingen van de benadeelde partijen
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf] toe tot een bedrag van € 3.000,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 februari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [bedrijf] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.250,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 februari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partijen, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoedingen deels of geheel aan de benadeelde partijen heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 februari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [bedrijf] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 40 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.250,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 februari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 22 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T. Paulides, voorzitter,
mr. N.F.R. de Rooij, rechter,
mr. I.C. Kranenburg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.R.M. Louter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juli 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023061616, van de politie eenheid Den Haag, Districtsrecherche Den Haag-Zuid, Zaak 30 Epica, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 400).