ECLI:NL:RBDHA:2023:10998

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
C/09/649768 / JE RK 23-1321
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2023 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting, een gecertificeerde instelling, om [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te plaatsen. De moeder van [minderjarige] heeft ingestemd met het verzoek, terwijl de vader niet is verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie van [minderjarige] problematisch is, met een disharmonisch intelligentieprofiel en vermoedens van autisme. De moeder kan de zorg voor [minderjarige] niet langer aan en er is een passende plek gevonden bij de zorgboerderij Kinderen op Stap.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 17 juni 2024 en oordeelt dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De beslissing is genomen in het belang van [minderjarige], die zich goed voelt op de zorgboerderij. De kinderrechter benadrukt het belang van verdere diagnostiek en het onderzoeken van de rol van de vader in het leven van [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/649768 / JE RK 23-1321
Datum uitspraak: 14 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting,
locatie Amsterdam, hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
betreffende
[naam01], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
[naam03],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats02] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van 20 juni 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 30 juni 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 juli 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [naam04] en [naam05] namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De moeder is ter zitting telefonisch gehoord.
1.4.
De vader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar is niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 juni 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 17 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
3.2.
Het gaat in de thuissituatie niet goed met [minderjarige] . Bij [minderjarige] is een disharmonisch intelligentieprofiel vastgesteld in april 2021, er zijn vermoedens van autisme en hij laat in toenemende mate zorgelijk gedrag zien. De moeder heeft aangegeven dat ze de huidige situatie niet langer aankan. Er is meer gespecialiseerde hulp nodig voor de zorgvraag van [minderjarige] . Voor [minderjarige] is een passende plek gevonden bij de zorgboerderij Kinderen op Stap in [vestigingsplaats] (hierna: de zorgboerderij). Hij kan daar vanaf 10 juli wonen. Mogelijk zal op termijn nog aanvullend diagnostisch onderzoek worden gedaan door Youz. Verder zal er onderzocht worden welke rol de vader van [minderjarige] in het leven van [minderjarige] zal gaan hebben, nu er al ruim twee jaar geen contact is tussen [minderjarige] en hem en er recent is vastgesteld dat de vader niet de biologische vader van [minderjarige] is.

4.De standpunten

4.1.
De moeder gaat akkoord met het verzoek. De moeder heeft gezien dat [minderjarige] zich thuis voelt op de zorgboerderij en is blij dat er een passend plekje voor hem gevonden is.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter ziet het als erg positief dat alle partijen het eens zijn over het verzoek van de gecertificeerde instelling en dat er een passende plek voor [minderjarige] is gevonden bij de zorgboerderij. De moeder kan de zorg over [minderjarige] niet meer aan en de vader heeft zich terug getrokken. [minderjarige] vindt het fijn bij de zorgboerderij. Het wonen daar geeft zowel [minderjarige] als de moeder de kans om tot rust te komen. Wanneer [minderjarige] dan in het weekend bij zijn moeder is, kunnen zij zich focussen op het hebben van fijn moeder-zoon contact met elkaar. Het is wel belangrijk dat er in samenwerking met (bijvoorbeeld) Youz verdere diagnostiek plaats vindt, zodat er meer duidelijkheid komt over het perspectief van [minderjarige] . De kinderrechter zal om de bovenstaande redenen de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] toewijzen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De kinderrechter acht het verder overigens van belang dat er zal worden uitgezocht wat de rol van de vader in het leven van [minderjarige] zal zijn, nu hij zich lijkt te hebben teruggetrokken uit zijn bestaan, maar (nog) wel het gezag over [minderjarige] heeft.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 14 juli 2023 tot 17 juni 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2023 door mr. J.J. Peters, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.