ECLI:NL:RBDHA:2023:10996

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
NL23.18714
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Somalische eiser met vrees voor vervolging door Al-Shabaab en discriminatie als onwettig kind

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Somalische eiser die vreesde voor vervolging bij terugkeer naar Somalië. De eiser, geboren in 1993, heeft een asielaanvraag ingediend omdat hij slachtoffer is geweest van ernstige discriminatie en bedreigingen van Al-Shabaab. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, met de stelling dat de eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 13 juli 2023 behandeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij bij terugkeer naar Somalië geen sociaal netwerk heeft en dat hij als onwettig kind extra kwetsbaar is. Hij heeft ook gewezen op de risico's van discriminatie en de invloed van Al-Shabaab in zijn thuisland. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade.

De rechtbank concludeert dat de combinatie van de discriminatie die eiser ondervindt als onwettig kind en het gebrek aan een sociaal netwerk niet voldoende is meegenomen in de besluitvorming van de staatssecretaris. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18714

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

ProcesverloopBij besluit van 21 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1993. Hij heeft een asielaanvraag ingediend omdat hij bij terugkeer naar Somalië voor zijn leven vreest. Zo is eiser slachtoffer geweest van ernstige discriminatie omdat hij een onwettig kind (“wacal”) is en vreest hij daarnaast voor Al-Shabaab vanwege een eerdere telefonische bedreiging. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen. Verweerder gelooft dat eiser slachtoffer is geweest van discriminatie en dat hij problemen heeft gehad met Al-Shabaab, maar volgens verweerder is dat onvoldoende om tot de conclusie te komen dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser betoogt dat hij bij terugkeer naar Somalië dusdanig gediscrimineerd zal worden dat wel sprake is van een gegronde vrees voor vervolging. Van belang is dat eiser geen enkel netwerk (meer) heeft in Somalië en dat hij niet tot een stam behoort. Eiser wijst hiervoor op algemene informatie [2] waaruit blijkt dat mensen zonder netwerk in een zeer kwetsbare positie terechtkomen. Daarnaast betoogt eiser dat hij wel degelijk een reëel risico op ernstige schade loopt door zijn eerdere problemen met Al-Shabaab. Het enkele feit dat de problemen met Al-Shabaab een lange tijd geleden hebben plaatsgevonden, maakt niet dat het gevaar weg is. Uit bronnen blijkt verder dat Al-Shabaab formeel niet de macht heeft in Mogadishu, maar dat ze er in de praktijk wel aanwezig zijn en veel invloed hebben. Zij zullen eiser dus wel degelijk iets aan (kunnen) doen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Problemen met Al-Shabaab
3. De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de eerdere problemen met Al-Shabaab bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Zo is van belang dat de problemen die eiser met Al-Shabaab heeft gehad inmiddels meer dan tien jaar geleden hebben plaatsgevonden en dat eiser sindsdien nooit meer iets heeft gehoord van Al-Shabaab. Ook eisers moeder, die nog een aantal jaar in Somalië heeft verbleven nadat eiser vertrok, heeft al die tijd geen problemen gehad met Al-Shabaab.
3.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat het weinig relevant is dat hij en zijn moeder sinds de problemen niets meer hebben vernomen van Al-Shabaab. Los van het feit dat niet is gebleken dat Al-Shabaab op de hoogte is van eisers vertrek, is volgens de rechtbank wel degelijk van belang dat eiser (ook kort na de telefonische bedreiging) niets meer heeft vernomen van Al-Shabaab. Dit geldt ook ten aanzien van zijn moeder, nu eiser samen met haar in de kiosk werkte waar het incident plaatsvond dat uiteindelijk leidde tot de telefonische bedreiging. Gelet op het voorgaande, leidt de omstandigheid dat Al-Shabaab weliswaar niet aan de macht is in Mogadishu maar daar wel aanwezig is en invloed uitoefent, niet tot een ander oordeel. Het feit dat eiser niet tot een stam behoort en alleen zal zijn in Somalië, leidt om dezelfde reden ook niet tot een ander oordeel op dit punt.
Discriminatie, terugkeer als “wacal” zonder (sociaal) netwerk
3.2.
Verweerder heeft betrokken dat het aannemelijk is dat eiser in Somalië zal worden blootgesteld aan discriminatie. Volgens verweerder is deze vrees echter onvoldoende zwaarwegend om te spreken van een daad van vervolging. Daarvan is namelijk alleen sprake als iemand door discriminatie zodanig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Verweerder heeft in dit kader van belang geacht dat eiser in Somalië toegang heeft gehad tot (privé-)onderwijs en (betaalde) medische zorg en dat hij tot aan zijn vertrek heeft gewerkt. Daaruit blijkt dat eiser in redelijke mate heeft kunnen functioneren op maatschappelijk en sociaal gebied, aldus verweerder. Het betoog van eiser dat hij niet tot een stam behoort en geen netwerk zou hebben, maakt de conclusie voor verweerder niet anders. Eiser zou niet concreet hebben gemaakt dat hij niet over een netwerk beschikt of waarom hij zich zonder zo’n netwerk niet staande zou kunnen houden, en hoe zich dit verhoudt tot het feit dat hij tot aan zijn vertrek heeft gewerkt.
3.3.
Eiser heeft in beroep met name gewezen op het feit dat hij als onwettig kind niet tot een stam behoort, dat hij daardoor extra kwetsbaar is en geen netwerk heeft om op terug te vallen. Eiser heeft algemene informatie aangehaald waaruit blijkt dat terugkeerders die geen steun hebben van familie of een stam moeten leven in uiterst slechte omstandigheden [3] . Terugkeerders zonder een stam- of familienetwerk worden direct blootgesteld aan aanhoudende dwang, afpersing en fysieke bedreiging. Zij komen snel terecht in een situatie van ondervoeding en andere (geestelijke) gezondheidsproblemen [4] .
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege discriminatie en/of zijn specifieke persoonlijke omstandigheden een gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade. Hierbij gaat het de rechtbank met name om de specifieke combinatie van de twee omstandigheden dat eiser enerzijds als “wacal” (en dus zonder stam) discriminatie ondervindt en anderzijds dat hij geen netwerk heeft om bij zijn terugkeer op terug te vallen. De rechtbank wijst in dit kader ook nog op het algemeen ambtsbericht over Somalië van juni 2023. Daarin staat dat in algemene zin uit de bronnen het beeld naar voren komt dat de mate waarin terugkeerders risico lopen in Somalië sterk samenhangt met individuele omstandigheden en het sociale netwerk [5] .
De rechtbank volgt verweerder niet in het betoog dat eiser niet concreet zou hebben gemaakt dat hij niet over een netwerk beschikt. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij, vanwege het feit dat hij een onwettig kind is, alleen zijn moeder had toen hij in Somalië leefde en dat zij inmiddels in Kenia verblijft als vluchteling. Hij heeft uitgelegd dat zijn vader is overleden en dat de familie van zijn vader hem niet erkent omdat hij een onwettig kind is. Verder heeft eiser verklaard dat zijn moeder door haar familie is verstoten (zij is officieel nog wel lid van een stam), omdat zij ervoor koos om een onwettig kind te houden. Met de overgelegde informatie heeft eiser verder een begin van bewijs geleverd voor zijn stelling dat hij zich zonder een netwerk niet staande kan houden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze omstandigheden onvoldoende kenbaar in de besluitvorming heeft betrokken en niet of onvoldoende in onderlinge samenhang heeft beoordeeld. Ook op de zitting is een concrete reactie van verweerder op dit punt achterwege gebleven. Over de vraag hoe eisers gestelde vrees zich verhoudt tot het feit dat hij wel heeft gewerkt tot aan zijn vertrek, heeft eiser tot slot aangegeven dat zijn moeder en hij regelmatig werden beroofd en zij daartegen geen bescherming konden krijgen. Daarbij komt dat eiser toen bij zijn moeder in Somalië verbleef, terwijl zij nu in Kenia verblijft.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is gegrond. Het ligt nu op de weg van verweerder om ten aanzien van de discriminatie en de specifieke persoonlijke omstandigheden van eiser een nieuwe beoordeling te maken waarbij ook de door eiser in beroep overgelegde informatie betrokken moet worden. Verweerder zal binnen 8 weken een nieuw besluit moeten nemen en daarbij rekening moeten houden met deze uitspraak.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiser heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen 8 weken vanaf heden een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr.J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.UK Home Office: Country Policy and Information Note Somalia: security and humanitarian situation in Mogadishu, May 2022. EASO Report on key socio-economic indicators in Mogadishu, Garowe an Hargeisa, September 2021. Mailwisseling Vluchtelingenwerk Nederland met een medewerker van de ngo SAACID, 17 september 2021. Ministerie van Buitenlandse Zaken, Algemeen Ambtsbericht Somalië, december 2021.
3.UK Home Office: Country Policy and Information Note Somalia: security and humanitarian situation in Mogadishu, May 2022.
4.Mailwisseling Vluchtelingenwerk Nederland met een medewerker van de ngo SAACID, 17 september 2021.
5.Pagina 76 van het algemeen ambtsbericht Somalië, juni 2023.