Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 23 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Overwegingen
IB 2020/46 en algemene informatie op het standpunt kunnen stellen dat Peru kan worden aangemerkt als veilig derde land. Verweerder heeft daarbij terecht betrokken dat Peru partij is bij relevante mensenrechtenverdragen, zoals het Vluchtelingenverdrag. Hierbij is er op gewezen dat Peru het verbod op refoulement heeft vastgelegd in nationale wetgeving. Verder is van belang dat eiser een aantal jaar in Peru heeft gewoond en gewerkt en dat hij na een tijdelijk bezoek aan Venezuela zelf weer naar Peru is teruggekeerd. Dat de informatie uit het IB 2020/46 inmiddels meer dan twee jaar oud is, maakt volgens de rechtbank niet dat verweerder niet van deze informatie uit mag gaan. Hierbij merkt de rechtbank op dat het IB 2020/46 een beperkte geldigheidsduur heeft (drieënhalf jaar) en dat verweerder – zoals uitgelegd op de zitting – bij signalen van een evidente verandering in de veiligheidssituatie zal overgaan tot een nieuwe beoordeling. Eiser heeft in dit kader ook gewezen op jurisprudentie waaruit volgt dat verweerder in ieder geval eens per twee jaar een herbeoordeling moet verrichten bij landen die als veilig land van herkomst zijn aangemerkt [7] . Die zaak gaat echter niet over de situatie waarbij een land als veilig derde land wordt aangemerkt. Zoals de hoogste bestuursrechter heeft uitgelegd, volgt de herbeoordelingsplicht uit artikel 37, tweede lid, van de Procedurerichtlijn [8] . Verweerder heeft in het verweerschrift terecht gesteld dat deze bepaling alleen ziet op het begrip veilig land van herkomst. Een dergelijke bepaling is niet opgenomen onder artikel 38 van de Procedurerichtlijn dat gaat over het begrip veilig derde land.