ECLI:NL:RBDHA:2023:10973
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag niet in behandeling zou worden genomen. Dit bezwaar werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard, waarop eiser beroep instelde bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep zonder zitting behandeld, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat het beroepschrift van eiser geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. De rechtbank had eiser eerder de gelegenheid gegeven om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen, maar hierop was geen reactie gekomen.
Gelet op het ontbreken van gronden heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.