ECLI:NL:RBDHA:2023:1096

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
NL22.2805, AWB 21/4146
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitstel van vertrek wegens medische omstandigheden en beoordeling van bewijsstukken voor BMA-advies

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Keniaanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek vanwege medische omstandigheden, waaronder tuberculose, een spierziekte en psychische klachten. De staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres onvoldoende bewijsstukken had aangeleverd om een inhoudelijk advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) te verkrijgen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres meerdere kansen heeft gekregen om de benodigde medische gegevens aan te leveren, maar dat zij hierin niet is geslaagd. De rechtbank oordeelde dat het aan eiseres was om de benodigde bewijsstukken te overleggen en dat het verzuim om dit te doen voor haar eigen rekening en risico kwam. Eiseres voerde aan dat de communicatie tussen het BMA en haar behandelaren moeizaam was, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. Ook werd geoordeeld dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat er geen twijfel bestond dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit konden leiden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels uitspraak was gedaan in het beroep. Eiseres heeft geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.2805 (beroep) en AWB 21/4146 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juli 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor uitstel van vertrek wegens medische omstandigheden afgewezen.
Bij besluit van 18 februari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL22.2805) ingesteld. Ook heeft eiseres de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening (AWB 21/4146) te treffen.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Gemachtigde heeft tevens als tolk opgetreden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1979 en heeft de Keniaanse nationaliteit. Eiseres wenst uitstel van vertrek omdat zij verklaart te lijden aan tuberculose, een spierziekte en psychische klachten. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat eiseres op grond van het beleid [1] van verweerder onvoldoende informatie heeft aangeleverd om een inhoudelijk deskundigenadvies van het BMA [2] te laten opstellen. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard, omdat eiseres - ondanks meerdere mogelijkheden tot herstel van het verzuim - in bezwaar wederom onvoldoende stukken voor een BMA-advies heeft overgelegd en verweerder aldus niet kan beoordelen of eiseres in staat is te reizen dan wel of er bij uitzetting van eiseres risico op een medische noodsituatie bestaat.
Wat vindt eiseres in beroep?
2. Eiseres voert in beroep aan dat zij wel degelijk voldoende stukken heeft aangeleverd om een BMA-advies te laten opmaken. Nu de huisarts bevestigd heeft dat de medische situatie van eiseres onveranderd is, was er volgens eiseres ook geen reden om extra stukken aan te leveren. Bovendien lag het niet aan eiseres dat onvoldoende stukken zijn overgelegd. De communicatie tussen het BMA en de behandelaren van eiseres was erg moeizaam en hierdoor heeft eiseres buiten haar schuld om niet kunnen voldoen aan de bewijslast.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. In geschil is of eiseres conform het beleid van verweerder voldoende bewijsstukken heeft overgelegd, zodat het BMA kan overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van haar medische situatie en het geven van een advies aan verweerder.
Bewijslast BMA-advies
4.1
De rechtbank stelt ten eerste vast dat verweerder aan eiseres heeft verzocht om de aanvraag binnen vier weken aan te vullen met de relevante medische gegevens. Door het ontbreken van de gevraagde toestemmingsverklaring van de huisarts en een verklaring inzake de diagnose tuberculose van de GGD-arts was het BMA niet in staat om een advies te geven en is de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen. Vervolgens heeft eiseres pas in bezwaar vermeld dat zij ook door een neuroloog en een psychotherapeut behandeld wordt. Nadat eiseres in bezwaar nog tweemaal herstelverzuim is geboden om deze aanvullende informatie over te leggen, zijn op respectievelijk 7, 13 en 28 december 2021 aanvullende medische stukken door eiseres ingediend. Bij brief van 17 januari 2022 heeft het BMA te kennen gegeven dat de overgelegde stukken van huisarts, neuroloog en psychotherapeut onvoldoende informatie bieden om een inhoudelijk BMA advies te geven voor de situatie van eiseres. Het BMA heeft eiseres een laatste herstelkans geboden en door middel van concrete vragen geformuleerd welke informatie nog opgehelderd dient te worden. Gelet op de summiere reacties van de behandelaren die hierop zijn overgelegd, heeft het BMA geen aanvullend advies gegeven en heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres voldoende in de gelegenheid gesteld om de benodigde stukken te overleggen voor een beoordeling door het BMA. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiseres is om de benodigde bewijsstukken voor haar aanvraag aan te leveren. Eiseres en/of haar gemachtigde hebben - ondanks het tot vier keer toe aangeboden herstelverzuim - niet de vereiste stukken aangeleverd, noch een geldige reden gegeven voor het niet aanleveren van de stukken. De rechtbank is van oordeel dat dit verzuim voor eigen rekening en risico van eiseres en haar gemachtigde dient te komen. De niet nader onderbouwde stelling dat door slechte communicatie van het BMA en de behandelaren niet voldaan is aan de bewijslast volgt de rechtbank dan ook niet. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het in de praktijk soms lastig kan zijn om behandelaren te bewegen de juiste informatie te overleggen, blijft gelden dat het verstrekken van deze informatie binnen de invloedssfeer van eiseres ligt en zij daar dus primair verantwoordelijk voor is. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die dit anders zouden kunnen maken.
Hoorplicht
4.3
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de hoorplicht niet is geschonden. Van het horen in bezwaar mag pas worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. Nu vaststaat dat in bezwaar onvoldoende informatie is aangeleverd door eiseres om te bepalen of er sprake is van een te verwachten medische noodsituatie, was redelijkerwijs geen twijfel mogelijk over de vraag of het bezwaar tot een ander oordeel zou leiden. Verweerder heeft daarom geen aanleiding hoeven te zien om een hoorzitting met eiseres te houden.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit [3] .
7. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraken?
Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen verzet of hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Paragraaf A3/7.1.3 en A3/7.2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
2.Bureau Medische Advisering (vaste adviseur van verweerder voor medische kwesties in vreemdelingenzaken).
3.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).