ECLI:NL:RBDHA:2023:10958
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 juni 2022, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift geen gronden bevatte. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift ten minste de gronden van het beroep te bevatten. De rechtbank heeft de eiser in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie gekomen. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen en heeft zij de niet-ontvankelijkheid van het beroep vastgesteld. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.