ECLI:NL:RBDHA:2023:10940
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K. Ross, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet noodzakelijk was en heeft hen gevraagd of zij het daarmee eens waren. Aangezien er geen verzoek om een zitting is ingediend, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden.
De rechtbank overweegt dat wanneer een bestuursorgaan niet binnen de gestelde termijn op een aanvraag beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Dit houdt in dat de betrokkene het bestuursorgaan schriftelijk moet verzoeken om binnen twee weken alsnog te beslissen. Indien er na deze termijn nog geen besluit is genomen, kan de betrokkene beroep instellen. In deze zaak is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht sinds 27 september 2022, wat betekent dat de beslistermijnen voor asielaanvragen die op dat moment nog niet waren verstreken, met negen maanden zijn verlengd.
De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van eiseres onder dit besluit valt en dat de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment dat zij de ingebrekestelling indiende. Hierdoor was de ingebrekestelling prematuur en voldeed eiseres niet aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep wegens niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is openbaar uitgesproken op 31 mei 2023.