ECLI:NL:RBDHA:2023:10909

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
NL23.2873
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het verzoek van de verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De verzoekster, die samen met haar minderjarige kinderen betrokken was, had in januari 2023 beroep aangetekend omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Op 6 april 2023 heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoekster haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken. Ze heeft de rechtbank verzocht om de verweerder te veroordelen in de proceskosten, maar de verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft overwogen dat, omdat de verweerder niet heeft gereageerd, er geen bezwaar is tegen de vergoeding van de proceskosten aan de verzoekster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 418,50 voor de proceskosten, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van haar beroepschrift. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op basis van de geldende regels in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De uitspraak is gedaan door rechter mr. A. Skerka en is op 26 mei 2023 openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster tot een bedrag van € 418,50. De verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.2873
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer 1] ,

en haar minderjarige kinderen: [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3]
en [minderjarige 4]
,
V-nummer: [V-nummer 2] , [V-nummer 3] , [V-nummer 4] en [V-nummer 5]
(gemachtigde: mr. S. Kalu), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoekster is op 30 januari 2023 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. Op 6 april 2023 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op haar aanvraag. Verzoekster heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekster te betalen.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoekster in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoekster een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen.
6. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen
vast op € 418,50. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is
overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van D.A.M. Delger, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.