ECLI:NL:RBDHA:2023:10906

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
C/09/647532 / JE RK 23-1001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en ambtshalve raadsonderzoek in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 23 juli 2023, maar er zijn aanhoudende zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] door de verstoorde verstandhouding tussen de ouders. De gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming West Haaglanden, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar, met de laatste zes maanden aan te houden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd door de conflicten tussen de ouders, die elkaar wantrouwen en beschuldigen. Dit leidt tot een loyaliteitsconflict voor [minderjarige], die zorgwekkend gedrag vertoont op school.

De kinderrechter heeft de ouders aangemoedigd om deel te nemen aan een traject voor Parallel Solo Ouderschap, waarbij zij ieder voor zich verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling voor zes maanden goedgekeurd en verzocht om advies van de Raad voor de Kinderbescherming over de situatie van [minderjarige]. De kinderrechter heeft ook de behandeling van het verzoek van de vader om regels vast te stellen voor het gebruik van de mobiele telefoon van [minderjarige] aangehouden, omdat de focus ligt op de verantwoordelijkheid van de ouders in de opvoeding. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de Raad verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting advies uit te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/647532 / JE RK 23-1001
Datum uitspraak: 6 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter:
-verlenging ondertoezichtstelling;
-ambtshalve raadsonderzoek ex artikel 810 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak van
Jeugdbescherming west Haaglanden,
locatie ’s-Gravenhage, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende
[naam01], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
[naam03],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 16 mei 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 17 mei 2023;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de zijde van de vader van 29 juni 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 29 juni 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
5 juli 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader;
  • de moeder;
- mevrouw [naam04] namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder, maar verblijft in het kader van de zorgregeling feitelijk afwisselend bij de vader en de moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 juli 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 23 juli 2022 tot 23 juli 2023 en daarnaast de punten 1, 2 en 3 van de schriftelijke aanwijzing aan de vader van 30 juni 2021 bekrachtigd.

3.Het verzoek

De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar waarbij de laatste zes maanden worden aangehouden en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er bestaan onverminderd zorgen over de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] . Deze zorgen zijn mede gelegen in de verstoorde verstandhouding tussen de ouders waarmee [minderjarige] wordt belast. De ouders wantrouwen elkaar als opvoeder van [minderjarige] en uiten over en weer ernstige beschuldigen naar elkaar. De strijd tussen de ouders staat te veel op de voorgrond, waardoor het loyaliteitsconflict van [minderjarige] in stand wordt gehouden. Daarbij komt dat vanuit de school van [minderjarige] wordt gemeld dat dat hij zorgwekkend gedrag ontwikkelt. Ondanks meerdere pogingen vanuit de gecertificeerde instelling om hulpverlening in te zetten, waaronder Family Supporters en Parallel Solo Ouderschap, komt de hulpverlening niet van de grond. Positief is dat beide ouders akkoord zijn gegaan met een traject Parallel Solo Ouderschap. Zij stonden sinds eind april 2023 op de wachtlijst voor zo’n traject bij Jeugdformaat. De gecertificeerde instelling heeft de ouders en [minderjarige] ook willen aanmelden voor een traject Parallel Solo Ouderschap van een andere organisatie, te weten Ad Astra-Youz, omdat dit passender is voor [minderjarige] . De vader wilde hieraan echter geen medewerking verlenen. Ter zitting wordt door de gecertificeerde instelling ter aanvulling hierop naar voren gebracht dat de ouders en [minderjarige] , op verzoek van de vader, ook zijn aangemeld bij MentaalBeterJong. Een traject bij die organisatie heeft de voorkeur omdat die een kortere wachtlijst heeft én een passend traject voor [minderjarige] . De inschrijving bij Jeugdformaat wordt gehandhaafd voor het geval de wachttijd bij Mentaal Beter Jong onverhoopt toch langer gaat duren. De afgelopen drie jaar is echt alles geprobeerd. Dit traject is een laatste kans voor de ouders. Het hulpaanbod is uitgeput. Gelet op de zorgen die bestaan en de ambivalente houding van de ouders richting de hulpverlening, meent de gecertificeerde instelling dat de verlenging voor de duur van één jaar waarvan zes maanden worden aangehouden, noodzakelijk is. Belangrijk is dat toezicht wordt gehouden op het verloop van de hulpverlening en op de ontwikkeling van [minderjarige] . Ook zal passende hulpverlening voor [minderjarige] in worden gezet vanuit Youz, gericht op zijn zelfvertrouwen en weerbaarheid. De gecertificeerde instelling meent dat, in het geval dat de hulpverlening gedurende de komende zes maanden opnieuw niet van de grond komt, de mogelijkheden binnen het kader van de ondertoezichtstelling zijn uitgeput. Zij zal in dat geval de rechtbank vragen het (restant van het) verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen en de ondertoezichtstelling aldus te beëindigen.
De standpunten
3.1.
De vader heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen voor de volledige duur van één jaar. De vader voert aan dat hij nog steeds ernstige zorgen heeft over de veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie van de moeder. Zowel deze zorgen als het verhaal dat [minderjarige] zelf heeft verteld, worden onvoldoende serieus genomen door de gecertificeerde instelling. Ook baart het de vader zorgen dat de moeder stelt dat [minderjarige] liegt over bepaalde zaken. Onder meer, zo stelt de vader, zegt zij dat [minderjarige] niet doof is aan één oor, als gevolg van een klap. Daarnaast meent de vader dat er vele onjuistheden in het gezinsplan worden benoemd over hem, waardoor er een negatief beeld over hem ontstaat. Hij staat namelijk wel open voor hulpverlening. De vader heeft meermaals geprobeerd hierover met de gecertificeerde instelling in gesprek te gaan en gevraagd om een rectificatie, maar dit is niet gelukt. Verder heeft de vader als probleem van de ondertoezichtstelling geschetst dat er nooit een ouderschapsplan is vastgesteld. Hij vraagt de kinderrechter de afspraken die [minderjarige] in zijn brief aan de rechtbank heeft gezet, vast te leggen. De vader heeft de kinderrechter voorts gevraagd om een afspraak vast te stellen omtrent het gebruik van de mobiele telefoon van [minderjarige] gedurende de zomervakantie.
3.2.
De moeder staat open voor de samenwerking met de hulpverlening, maar denkt dat die geen positieve verandering voor [minderjarige] teweeg zal kunnen brengen. De moeder (h)erkent de zorgen van de vader richting haar niet. Bovendien zorgt de houding van de vader dat het beeld van [minderjarige] van de moeder in negatieve zin verkleurd. De vader zegt dingen die niet kloppen. [minderjarige] moet bijvoorbeeld nog een onderzoek krijgen met betrekking tot zijn doofheid. Dat gaat morgen gebeuren.
Beoordeling
3.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Verlenging ondertoezichtstelling:
De kinderrechter is, net als de gecertificeerde instelling van oordeel dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd door de reeds jarenlange verstoorde verstandhouding van de ouders. [minderjarige] zit klem tussen zijn ouders en heeft duidelijk last van de strijd en het wantrouwen tussen hen. Hij bevindt zich in een loyaliteitsconflict. Op school wordt gezien dat hij zorgelijk gedrag ontwikkeld. Hij heeft moeite om naar zijn eigen gedrag te kijken, lijkt niet goed in contact met zijn emoties, en maakt een vlakke indruk. Ook lijkt hij problemen te ontwikkelen in zijn sociale vaardigheden. De kinderrechter vindt het zorgelijk dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling, die reeds drie jaar geleden is uitgesproken, tot op heden uiterst moeizaam verloopt. Hoewel door de gecertificeerde instelling is geprobeerd meerdere vormen van hulpverlening in te zetten, is dat tot op heden steeds niet van de grond gekomen. De mogelijkheden om ouders te bewegen hun verstandhouding te normaliseren, zijn zo goed als uitgeput. De ouders zijn opnieuw aangemeld voor hulpverlening om te komen tot een parallel solo ouderschap bij MentaalBeterJong en Jeugdformaat. De uiteindelijke keuze wordt bepaald door de gecertificeerde instelling en zal afhangen van de lengte van de wachtlijst bij MentaalBeterJong. Parallel solo ouderschap is er – kort gezegd - op gericht dat de ouders ieder voor zich zorgdragen voor hun eigen deel in de opvoeding en verzorging van hun kind. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat zij zich bemoeien met de wijze waarop de andere ouder de opvoeding en verzorging vormgeeft. Met name de vader heeft zich tijdens de zitting en in de aanloop daar naartoe, niet aflatend kritisch en veroordelend over moeder en haar opvoedingskwaliteiten uitgelaten. De kinderrechter herhaalt daarom wat zij de vader ook tijdens de zitting op het hart heeft gedrukt: dat hij de onenigheid tussen hem en de moeder moet loslaten en zich moet concentreren op zijn eigen deel van de opvoeding. Gelet op de zorgen die er zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] , de houding van de ouders en de tijd die nodig zal zijn om de zorgen door middel van de hulpverlening weg te nemen, ziet de kinderrechter aanleiding om de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden te verlengen.
De kinderrechter ziet ook aanleiding het verzoek tot verlenging voor het overige (te weten voor de duur van 6 maanden) aan te houden. De gecertificeerde instelling heeft daarover aangevoerd dat de ouders thans eerst nog de kans zullen krijgen deel te nemen aan het traject Parallel solo ouderschap, maar dat, als dat mislukt, de ondertoezichtstelling moet worden beëindigd, omdat de mogelijkheden van de jeugdbescherming dan zijn uitgeput.
De kinderrechter heeft oog voor de moeilijkheden die de gecertificeerde instelling op haar pad vindt in een zaak als deze. Zij realiseert zich dat de mogelijkheden om verandering te bewerkstelligen niet onbeperkt zijn en afhankelijk van de bereidheid van de ouders om daaraan mee te werken.
Uitgangspunt bij de vraag of de ondertoezichtstelling kan worden beëindigd, moet echter zijn, de vraag of de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige is weggenomen, of in ernst voldoende is afgenomen. Voorts kan er aanleiding zijn voor beëindiging van de ondertoezichtstelling, indien de ouders de zorg die nodig is om de bedreiging weg te nemen, inmiddels voldoende door de ouders wordt geaccepteerd.
De kinderrechter vraagt zich ten zeerste af of beëindiging van de ondertoezichtstelling over zes maanden in het belang van [minderjarige] zal zijn, gelet op de ernst van de ontwikkelingsbedreiging. Zij vraagt zich evenzeer af welke alternatieven beschikbaar zijn om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] af te wenden in geval de ouders er niet in slagen goede invulling te geven aan het Parallel solo ouderschap.
De kinderrechter kan, op grond van artikel 810, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), advies vragen aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). Artikel 810 Rv geeft de kinderrechter de bevoegdheid om ambtshalve advies van de Raad in te winnen, indien dit noodzakelijk wordt geacht met het oog op de beoordeling van de belangen van de minderjarige. De kinderrechter ziet daar in dit geval aanleiding voor en zal daarom van deze bevoegdheid gebruik maken.
Zij verzoekt de Raad de situatie van [minderjarige] te onderzoeken en te adviseren omtrent de vraag of de ernstige zorgen die bestaan over de ontwikkeling van [minderjarige] in de komende zes maanden voldoende (zullen) zijn weggenomen om de ondertoezichtstelling met een gerust hart te beëindigen. Indien het antwoord op deze vraag ontkennend is, verzoekt de kinderrechter de Raad om alternatieve interventies te onderzoeken en daarover advies uit te brengen.
De kinderrechter zal de Raad zo spoedig mogelijk deze beschikking, het verzoekschrift en alle overige (dossier)stukken toegestuurd doen toesturen, opdat zij volledig geïnformeerd raakt en zorgvuldig kan adviseren.
3.4.
Tenslotte: het verzoek van de vader (namens [minderjarige] ) aan de kinderrechter om regels vast te stellen voor het gebruik van de mobiele telefoon van [minderjarige] gedurende de zomervakantie en om de afspraken genoemd in de brief van [minderjarige] vast te leggen, lenen zich niet voor behandeling en besluitvorming door de kinderrechter bij het verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling. Het gaat er de komende maanden juist om dat de ouders, ieder voor zich, verantwoordelijkheid gaan pakken voor hun eigen deel van de opvoeding van [minderjarige] . Dat betekent dat zowel de vader als de moeder in de weken dat [minderjarige] bij de betreffende ouder verblijft, de opvoedkundige beslissingen neemt die nodig zijn. Daarmee strookt niet dat de kinderrechter thans beslissingen neemt of regels oplegt aan de ouders om de wensen van [minderjarige] te vervullen.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 23 juli 2023 tot 23 januari 2024;
4.2.
verzoekt de Raad te adviseren op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en verwijst daarvoor naar de inhoud van deze beschikking;
4.3.
gelast de griffier tevens een afschrift vaan deze beslissing, het verzoekschrift en alle overige (dossier)stukken toe te sturen aan de Raad;
4.4.
verzoekt de Raad uiterlijk 2 weken voor de zitting het advies aan de rechtbank en de overige belanghebbenden te overleggen;
4.5.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen voor 23 januari 2024, bij voorkeur bij mr. E.M.M. Engbers tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de vader, de moeder en de Raad dienen te worden opgeroepen;
4.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2023, in aanwezigheid van I.E. Klopper als griffier en schriftelijk vastgelegd op 14 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.