ECLI:NL:RBDHA:2023:10883

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
NL23.19410 en NL23.19411
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse nationaliteit wegens kennelijk ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse eiser. De eiser had op 30 april 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van de eiser, samen met een verzoek om een voorlopige voorziening, behandeld op 18 juli 2023. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel liet vertegenwoordigen.

De rechtbank overwoog dat de eiser, geboren in 1997, geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Algerije had aangetoond. De eiser had verklaard dat hij een moeilijk leven had in Algerije en dat hij een strafblad had, maar de rechtbank vond dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de verklaringen van de eiser niet voldoende waren om zijn asielverzoek te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de vrees van de eiser voor bestraffing vanwege het niet vervullen van de militaire dienstplicht niet als relevant element was aangemerkt, omdat hij tijdens zijn gehoor niet had verklaard dat hij als deserteur zou worden gezien.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag van de eiser terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen en dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Bakker, en werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.19410 en NL23.19411

uitspraak van de enkelvoudige kamer / voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], eiser / verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. I. Wudka),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.A. van Iwaarden).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 18 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn hierbij, met voorafgaande mededeling, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1997 en heeft de Algerijnse nationaliteit. Op 30 april 2023 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij een moeilijk leven had in Algerije en dat hij een strafblad had. Mensen roddelden over hem. Hij heeft geen contact met familieleden en vrienden in Algerije. Ook wil hij liever niet in militaire dienst.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst.
Verweerder heeft dit element geloofwaardig gevonden. Volgens verweerder blijkt uit eisers verklaringen niet dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Algerije. Eisers verklaringen over de militaire dienst zijn door verweerder niet aangemerkt als relevant element, omdat eiser in zijn gehoren niet heeft verklaard dat hij vanwege het niet vervullen van de dienstplicht gezien zal worden als deserteur. Eiser heeft enkel verklaard dat hij bij terugkeer naar Algerije de militaire dienst zal moeten vervullen, en dat hij dit zal doen als het moet. Eiser heeft alleen aangelegenheden genoemd die niet relevant zijn bij de vraag of hij recht heeft op een verblijfsvergunning asiel, daarom heeft verweerder eisers aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Verweerder heeft bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser stelt dat het belangrijkste element waarop zijn asielverzoek rust, het niet vervullen van de militaire dienstplicht is. Bij terugkeer naar Algerije vreest hij dat hem hierdoor een disproportionele gevangenisstraf te wachten staat. Tijdens zijn gehoor heeft hij dit niet duidelijk naar voren kunnen brengen. Hierbij speelt ook mee dat eiser in de HTL [2] verblijft. Verweerder is er ten onrechte aan voorbij gegaan dat eiser niet de mogelijkheid heeft gehad om correcties en aanvullingen in te dienen op het nader gehoor en dat eiser dit ook per brief heeft gecommuniceerd aan verweerder.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers aanvraag heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond en hierbij niet ten onrechte eisers gestelde vrees voor vervolging vanwege dienstweigering niet heeft opgenomen als relevant element. Hierbij heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser tijdens zijn nader gehoor niet heeft verklaard dat hij bij terugkeer naar Algerije gezien zal worden als deserteur. Dat eiser in de zienswijze, en in beroep, stelt dat dit wel het geval is en dat dit het belangrijkste element is waarop zijn asielverzoek berust, heeft verweerder niet hoeven volgen. Daarbij heeft verweerder mogen overwegen dat eiser geen correcties en aanvullingen heeft ingediend op het nader gehoor. Hoewel de gemachtigde van eiser heeft laten weten aan verweerder dat het rapport van het nader gehoor niet doorgenomen kon worden, is hierbij niet verzocht om uitstel voor het indienen van correcties en aanvullingen. Daarnaast is eiser in het nader gehoor in de gelegenheid gesteld om te verklaren over de redenen waarom hij Algerije heeft verlaten. Aan hem is gevraagd wat de directe aanleiding was om zijn land te verlaten, waarop hij heeft geantwoord dat het roddelen van mensen voornamelijk de reden was. [3] De stelling in beroep dat eisers belangrijkste reden om asiel aan te vragen het niet vervullen van de militaire dienstplicht is, is hiermee in tegenspraak. Ook is eiser specifiek gevraagd naar problemen vanwege militaire verplichtingen in Algerije, waarop hij geantwoord heeft dat hij bij terugkeer naar Algerije op het vliegveld meteen naar de dienst zal worden gebracht. [4] Verweerder heeft kunnen overwegen dat hieruit niet blijkt dat eiser bij terugkeer naar Algerije gezien zal worden als deserteur. Ook heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser verklaard heeft dat hij zal dienen als dat moet en dat hij het goed vindt om ervaring in het leger op te doen. Daarnaast heeft verweerder hierbij mogen betrekken dat eiser heeft verklaard dat hij voor niemand vreest, alleen voor God/Allah. Wat betreft eisers stelling dat hij in het gehoor zijn vrees voor bestraffing vanwege dienstweigering niet duidelijk naar voren heeft kunnen brengen en dat hierbij meespeelt dat hij in de HTL verblijft, overweegt de rechtbank dat niet nader is onderbouwd hoe en waarom eisers omstandigheden ertoe hebben geleid dat hij hier in het nader gehoor niet duidelijk over heeft kunnen verklaren.
Wat is de conclusie?
5. Verweerder heeft eisers aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.
6. Het beroep is ongegrond. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Handhaving en toezichtlocatie.
3.Zie het rapport van het nader gehoor op pagina 7.
4.Zie het rapport van het nader gehoor op pagina 7, bovenaan.