ECLI:NL:RBDHA:2023:10878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
NL23.15707 en NL23.15708
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en afwijzing op basis van medische gesteldheid en inreisverbod

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die asiel heeft aangevraagd, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1966 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft in 1996 Nederland bereikt via gezinshereniging en heeft sindsdien rechtmatig verblijf gehad. Echter, zijn verblijfsvergunning werd in 2021 ingetrokken en hij kreeg een terugkeerbesluit en een inreisverbod van tien jaar opgelegd. Op 11 april 2023 heeft hij asiel aangevraagd, met als argument dat hij in Marokko geen familie heeft, geen huis en dat hij ziek is zonder toegang tot medicatie.

De rechtbank heeft het beroep van eiser, dat hij tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag had ingesteld, behandeld. Eiser stelde dat de afwijzing van zijn aanvraag als kennelijk ongegrond onterecht was, omdat zijn medische situatie onvoldoende was meegewogen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen, maar dat er onvoldoende was gemotiveerd waarom er niet ambtshalve was getoetst of eiser uitstel van vertrek moest krijgen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de uitspraak in acht moet worden genomen.

De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.511,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.15707 en NL23.15708

uitspraak van de enkelvoudige kamer / voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], eiser / verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: L. Beket).

ProcesverloopBij besluit van 20 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1966 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. In 1996 is hij in het kader van gezinshereniging naar Nederland gekomen. Op 21 april 1999 is hij in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en sindsdien heeft hij onafgebroken rechtmatig verblijf in Nederland gehad. Bij besluit van 2 februari 2021 heeft verweerder eisers verblijfsvergunning ingetrokken per 1 augustus 2017 en aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod van tien jaar opgelegd. Dit besluit staat in rechte vast.
2. Op 11 april 2023 heeft eiser asiel aangevraagd. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Marokko geen familie heeft, geen huis heeft en daar niet kan leven. Eisers kinderen zijn in Nederland. Daarnaast is eiser ziek en kan hij zijn medicatie niet in Marokko verkrijgen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst.
Dit element heeft verweerder geloofwaardig geacht. De overige redenen die eiser heeft aangevoerd voor zijn asielaanvraag hebben volgens verweerder geen raakvlak met het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM. [1] Eiser is afkomstig uit een veilig land van herkomst. Ook concludeert verweerder dat eiser zijn asielaanvraag alleen heeft ingediend om zijn uitzetting te voorkomen. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van het vorenstaande afgewezen als kennelijk ongegrond. Tot slot heeft verweerder verwezen naar het eerder opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod. Op grond van dat eerder opgelegde inreisverbod heeft verweerder de ambtshalve toets achterwege gelaten. Hij verwijst hierbij naar paragraaf C1/4.5 van de Vreemdelingencirculaire.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
4. Eiser wijst erop dat de rechtbank een ex nunc-toetsing dient te verrichten en dat de beoordeling van het risico op refoulement rigoureuze nauwgezetheid vereist. Volgens eiser is tijdens zijn gehoor onvoldoende rekening gehouden met zijn referentiekader. Daarnaast vindt eiser dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn medische toestand en de behandeling die hij hiervoor krijgt. De behandeling en medicijnen die hij nodig heeft, zijn voor hem niet toegankelijk in Marokko. Verweerder heeft ten onrechte niet ambtshalve getoetst of eiser uitstel van vertrek moet krijgen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. Tot slot vindt eiser dat zijn uitzetting in strijd is met het VN-verdrag Handicap.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De beroepsgrond die ziet op eisers referentiekader begrijpt de rechtbank zo, gelet op de toelichting van eisers gemachtigde ter zitting, dat de vragen in het gehoor meer hadden moeten worden afgesteld op eisers denkniveau om zijn asielgronden juist vast te stellen. De rechtbank is van oordeel dat uit het gehoor niet blijkt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers denkniveau. Hierbij is van belang dat ter zitting gebleken is dat eiser enkel op grond van zijn medische situatie asiel heeft aangevraagd, en dat er geen andere gronden zijn op basis waarvan hij internationale bescherming verzoekt die niet naar voren zijn gekomen tijdens zijn gehoor.
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers aanvraag heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat de verklaringen van eiser, onder andere over zijn medische gesteldheid, geen gronden bevatten op basis waarvan hij in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning asiel. Hoewel medische omstandigheden tot een schending van artikel 3 van het EVRM kunnen leiden, vallen zij niet onder ernstige schade in de zin van de Kwalificatierichtlijn. [2]
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft waarom hij niet ambtshalve heeft getoetst of eiser uitstel van vertrek moet krijgen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. In artikel 6.1e, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit staat dat bij afwijzing van een eerste asielaanvraag ambtshalve wordt getoetst of er reden is voor toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. In uitzondering hierop, voor zover in deze zaak relevant, kan verweerder hiervan afzien wanneer de asielaanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, j of k van de Vreemdelingenwet. [3] De rechtbank constateert dat eisers asielaanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, b en f van de Vreemdelingenwet. Hoewel in verweerders beleid staat dat de ambtshalve toets achterwege gelaten wordt wanneer aan de vreemdeling eerder een zwaar inreisverbod is opgelegd, ziet de rechtbank hier in de bewoordingen van artikel 6.1e van het Vreemdelingenbesluit geen ruimte voor zolang de aanvraag niet kennelijk ongegrond is verklaard op basis van één van de eerder genoemde gronden (of sprake is van één van de andere uitzonderingsgronden genoemd in artikel 6.1e). Het beroep is daarom gegrond.
8. Nu het beroep op grond van het voorgaande al gegrond is, komt de rechtbank niet toe aan behandeling van de beroepsgrond van eiser dat zijn uitzetting in strijd is met het VN-verdrag Handicap.
Wat is de conclusie?
9. Het beroep is gegrond. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb [4] vast op € 2.511,-. [5]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover hierbij niet ambtshalve is getoetst aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
De rechtbank / voorzieningenrechter, in alle zaken:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot € 2.511,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr.M.C. Bakker, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 18 december 2014, M’bodj tegen België, ECLI:EU:C:2014:2452, r.o. 40 en 41.
3.Zie artikel 6.1e, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit.
4.Besluit proceskosten bestuursrecht.
5.1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het indienen van een verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 837,- per punt en een wegingsfactor 1.