ECLI:NL:RBDHA:2023:1087

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
09.261870.22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens seksuele handelingen met iemand in staat van verminderd bewustzijn en verkrachting

Op 6 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van seksuele handelingen met een slachtoffer dat in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, alsook van verkrachting. De feiten vonden plaats in de nacht van 26 op 27 september 2022 te Gouda. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, heeft tijdens de zitting op 23 januari 2023 de tenlastelegging ontkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer, die onder invloed van alcohol was, niet in staat was om weerstand te bieden tegen de seksuele handelingen die de verdachte heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en de vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte ook aansprakelijk is gesteld voor de schade die het slachtoffer heeft geleden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/261870-22
Datum uitspraak: 6 februari 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 23 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Bakker en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J. Verbeeke naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2022 tot en met 27 september 2022
te Gouda, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening
en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was
zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen
weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten (meermalen)
ÁG209064398524NÈ
G209064398524
- het brengen van en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes,
vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer] ,
- het geven van een (tong)zoen aan die [slachtoffer] en/of
- het likken van de borst(en) van die [slachtoffer] ;
2
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2022 tot en met 27 september 2022
te Gouda [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- in een afgesloten badkamer,
- terwijl die [slachtoffer] bijkwam uit een situatie van verminderd bewustzijn,
- onverhoeds,
- de kleding van die [slachtoffer] uit te trekken,
- op die [slachtoffer] te gaan liggen en/of met zijn, verdachtes, lichaam boven die [slachtoffer] te
gaan hangen en/of (daarbij)
- ( telkens) te negeren dat die [slachtoffer] 'Nee, nee' zei en/of
- ( telkens) te negeren dat die [slachtoffer] dermate onder invloed van alcohol was dat zij
beperkt was in haar vermogen om weerstand te bieden aan zijn, verdachtes,
handelingen,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten onverhoeds en/of meermalen
- het brengen van en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes,
vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer] ,
- het geven van een (tong)zoen aan die [slachtoffer] en/of
- het likken van de borst(en) van die [slachtoffer] .

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, nader ingaan op specifieke standpunten van de officier van justitie.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, nader ingaan op de uitdrukkelijk onderbouwde standpunten van de raadsman.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Uitgangspunten
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door de aanwezigheid van slechts twee personen bij de veronderstelde seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Hierdoor zijn geen verklaringen voorhanden van getuigen die bij de ten laste gelegde handelingen aanwezig zijn geweest en daarover uit eigen waarneming kunnen verklaren. Wanneer de verdachte ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van de aangever als wettig bewijs beschikbaar zijn over de seksuele handelingen als zodanig. Hierdoor dienen de verklaringen van de aangever kritisch, zorgvuldig en behoedzaam te worden bezien.
De verklaring van één getuige (de aangever) zonder dat verder steunbewijs voorhanden is, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van de aangever toch voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit de inmiddels vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat hiervoor niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging dient te vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de belastende verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan. Uit het dossier en uit hetgeen ter terechtzitting is besproken, moet de rechtbank dan bovendien ook de overtuiging hebben gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Beoordeling
De rechtbank zal eerst toetsen of de verklaringen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) betrouwbaar kunnen worden geacht. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer] in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijs.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar kunnen worden geacht. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] consistent heeft verklaard, namelijk dat zij die avond dronken was, dat op een gegeven moment het licht bij haar uitging en zij niet meer wist wat er gebeurde, waarna zij vervolgens op de badkamervloer wakker werd, terwijl de verdachte met zijn penis in haar vagina aan het stoten was, dat toen het penetreren met de penis niet goed lukte, hij zijn vingers in haar vagina heeft gestopt en hij haar daarna met zijn tong heeft gezoend. Zij heeft ook telkens verklaard dat zij “nee, nee” heeft geroepen en met haar handen op de grond heeft geslagen om de verdachte te laten stoppen.
Contra-indicaties voor de betrouwbaarheid?Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, doen de omstandigheden dat [slachtoffer] die avond dronken was en zij een stuk uit haar herinnering kwijt is, geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen, maar onderstrepen die omstandigheden de betrouwbaarheid ervan. [slachtoffer] heeft die omstandigheden immers van meet af aan blijkens haar verklaringen onderkend, waarbij ze haar aanvankelijk zelfs hebben doen aarzelen over het doen van aangifte. Zij heeft verder concreet en gedetailleerd verklaard over wat zij zich wél van de avond kan herinneren. Dit geldt ook voor de omstandigheden dat zij heeft verklaard dat zij de vriend van verdachte, [naam] , een week voor het gebeurde alleen thuis heeft ontvangen, zij ook toen teveel gedronken had en hem heeft gezoend en dat zij later heeft verklaard dat zij zich dat maar heel vaag kan herinneren. Ook die omstandigheden vormen geen contra-indicaties. Zij heeft steeds verklaard over welke gebeurtenissen zij zich iets kan herinneren en hoe haar herinnering daarover is. De rechtbank neemt de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] dan ook tot uitgangspunt.
Steunbewijs
De verklaringen van [slachtoffer] worden in belangrijke mate ondersteund door de verklaring van [getuige] (hierna: [getuige] ) en de verklaring van de verdachte zelf. [getuige] heeft verklaard dat hij in de woonkamer aan het wachten was totdat de verdachte en [slachtoffer] terugkwamen. Volgens [getuige] zijn de verdachte en [slachtoffer] ongeveer 20 tot 25 minuten in de badkamer zijn geweest. Hij hoorde [slachtoffer] iets roepen als “Oh no, wait” en dacht dat er waarschijnlijk iets verkeerds aan de hand was. [getuige] dacht dat ze seks hadden. Toen de verdachte en [slachtoffer] de badkamer uitkwamen, zag hij hen zoenen en zag hij dat de borsten van [slachtoffer] zichtbaar bloot waren.
De verdachte heeft bevestigd dat hij [slachtoffer] heeft gezoend, dat hij haar borsten heeft gekust en dat hij zijn vingers in haar vagina heeft gebracht, waaraan hij heeft toegevoegd dat [slachtoffer] het zelf wilde en het initiatief nam.
De verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte haar ook met zijn penis heeft gepenetreerd, wordt bevestigd door het rapport van het DNA-onderzoek, waaruit blijkt dat bij de binnenste schaamlippen van [slachtoffer] aanwijzingen gevonden zijn voor de aanwezigheid van sperma(vloeistof). Hoewel de sperma(vloeistof) niet is onderzocht op DNA-sporen, is de rechtbank van oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat de sperma(vloeistof) afkomstig is van de verdachte. Zij acht daarvoor redengevend de verklaring van [slachtoffer] dat zij nooit seksueel actief is geweest, oftewel: geen andere seksuele ervaring met mannen heeft gehad dan die met de verdachte. In schril contrast daarmee staat de verklaring van de verdachte dat zijn penis niet uit de broek is geweest en dat zijn penis ook niet in de buurt is geweest van de vagina van [slachtoffer] . De rechtbank volgt die verklaring dan ook niet.
De verklaring van [slachtoffer] wordt verder bevestigd door het bij haar geconstateerde letsel. Uit de letselbeschrijving van de forensisch arts, opgesteld naar aanleiding van een lichamelijk onderzoek van [slachtoffer] op 29 september 2022, volgt dat er onder andere een scheurwond in de vagina van [slachtoffer] is geconstateerd. Volgens de forensisch arts kan een dergelijke scheurwond ontstaan door de inwerking van een uitwendig kantige, hoekige, puntige, stompe kracht zoals bijvoorbeeld door hard stoten en kan het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel passen bij de door haar aangegeven toedracht.
TussenconclusieAangezien de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar acht en die verklaringen in voldoende mate worden ondersteund door andere bevindingen in het dossier, zal de rechtbank bij de beoordeling van de tenlastelegging uitgaan van de juistheid van die verklaringen en stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer] .
Twee momentenDe rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat wat betreft de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten onderscheid moet worden gemaakt tussen twee momenten: een eerste moment (feit 1), waarop [slachtoffer] geen herinneringen heeft aan wat er gebeurde en een tweede moment (feit 2), waarop [slachtoffer] ontwaakte en voelde dat de verdachte in haar vagina aan het stoten was, waarna de verdachte vervolgens zijn vingers in haar vagina heeft gebracht en haar heeft gezoend.
Verminderd bewustzijn – feit 1
Met betrekking tot het eerste moment dient de rechtbank vast te stellen of de verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank moet daarvoor beoordelen of [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijk onmacht.
Uit het verhandelde ter terechtzitting en de stukken van het dossier kan de rechtbank niet afleiden dat [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen buiten bewustzijn is geweest of dat zij in een toestand van fysieke weerloosheid heeft verkeerd. De vraag is dan ook of [slachtoffer] verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 Sr heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander.
Op grond van de bewijsmiddelen, in het bijzonder de aangifte, waarin [slachtoffer] onder meer verklaart wijn te hebben gedronken en zich niet lekker voelde waardoor het licht bij haar uitging en zij viel, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] die avond verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn als bedoeld in artikel 243 Sr. De aangifte wordt ondersteund door de verklaring van de verdachte, inhoudende dat [slachtoffer] die avond zich niet lekker voelde en in een dronken toestand verkeerde. De verdachte wist dat [slachtoffer] overvloedig alcohol had gedronken, omdat hij die avond de glazen heeft ingeschonken. Voorts heeft [getuige] verklaard dat er die avond meerdere flessen wijn zijn opgedronken, waaronder ook door [slachtoffer] .
De rechtbank concludeert dat [slachtoffer] op het moment dat de verdachte begon met het plegen van de seksuele handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van de penis in de vagina, in een dusdanige toestand van verminderd bewustzijn verkeerde, dat zij niet voldoende in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken omtrent de handelingen van verdachte, dan wel daartegen weerstand te bieden. De verdachte heeft door zijn handelen minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De stelling van de verdachte dat wat is voorgevallen op vrijwillige basis zou zijn gebeurd (“op initiatief” van [slachtoffer] ), verwerpt de rechtbank. Uit de aangifte blijkt dat de seksuele handelingen niet vrijwillig zijn geweest. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan deze verklaring. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit ten aanzien van het penetreren met de penis in de vagina dan ook wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal ten aanzien van de overige onder 1 ten laste gelegde seksuele handelingen partieel worden vrijgesproken, omdat deze handelingen hebben plaatsgevonden nadat [slachtoffer] was ontwaakt.
Dwang? – feit 2
Vanaf het moment dat [slachtoffer] ontwaakte, is het de vraag of kan worden vastgesteld dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Uit de aangifte en de hiervoor geschetste context komt voldoende naar voren dat de verdachte niet is gestopt met penetreren toen [slachtoffer] ontwaakte. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest dat [slachtoffer] op het moment dat zij bijkwam geen seks met hem wilde. Zij heeft meerdere malen ‘nee’ gezegd en heeft met haar handen op de grond geslagen. [slachtoffer] was dermate onder invloed van alcohol dat zij beperkt was in haar vermogen om weerstand tegen de verdachte te bieden. Hoewel zij meerdere keren in woord en gebaar duidelijk te kennen had gegeven er niet van gediend te zijn, bleef de verdachte proberen om zijn penis in de vagina te brengen, waarna hij zijn vingers in haar vagina heeft gebracht, haar heeft gezoend en haar borsten heeft gekust. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte aldus een situatie doen ontstaan waarin [slachtoffer] zich niet aan het seksueel binnendringen kon onttrekken en zij dus gedwongen werd dit te ondergaan. Dat met instemming van [slachtoffer] seksueel contact heeft plaatsgevonden acht de rechtbank op grond van al het voorgaande niet aannemelijk. Het handelen van de verdachte kan niet anders worden geduid dan erop gericht te zijn geweest om [slachtoffer] daartoe te dwingen.
Conclusie
De rechtbank komt op basis van al het bovenstaande tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 26 september 2022 tot en met 27 september 2022 te Gouda,
met [slachtoffer] , van wie verdachte wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, dat deze onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
het(meermalen) brengen van en vervolgens heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
2
hij in de periode van 26 september 2022 tot en met 27 september 2022 te Gouda
[slachtoffer] door een andere feitelijkheid, te weten door
- in een badkamer,
- terwijl die [slachtoffer] bijkwam uit een situatie van verminderd bewustzijn,
- onverhoeds,
- de kleding van die [slachtoffer] uit te trekken,
- met zijn, verdachtes, lichaam boven die [slachtoffer] te gaan hangen en daarbij
- telkens te negeren dat die [slachtoffer] 'Nee, nee' zei en
- telkens te negeren dat die [slachtoffer] dermate onder invloed van alcohol was dat zij
beperkt was in haar vermogen om weerstand te bieden aan zijn, verdachtes,
handelingen, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten onverhoeds en
hetmeermalen
- brengen van en vervolgens heen en weer bewegen van zijn, verdachtes,
vingers en penis in de vagina van die [slachtoffer] ,
- het geven van een (tong)zoen aan die [slachtoffer] en
- het likken van de borst(en) van die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, in het geval van een veroordeling, bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een blanco strafblad. Een veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal gevolgen hebben voor de verblijfsvergunning van de verdachte en een eventuele gezinshereniging.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft seksuele handelingen verricht bij [slachtoffer] , terwijl zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde en is, nadat zij ontwaakte, doorgegaan met het seksueel binnendringen van haar lichaam, terwijl de verdachte wist dat zij zo dronken was dat zij daartegen geen weerstand kon bieden.
De verdachte heeft [slachtoffer] leren kennen als vrijwilliger die hem hielp met het leren van de Nederlandse taal en cultuur. Ze raakten bevriend en er ontstond een vertrouwensband. De verdachte sprak regelmatig af met [slachtoffer] en kwam bij haar thuis. Met zijn handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van de vertrouwensband die hij had met [slachtoffer] en van haar goedheid om hem te helpen. De verdachte heeft geprofiteerd van de gelegenheid die zich voordeed, zonder zich verantwoordelijk te voelen voor de mogelijke consequenties van zijn handelen. Door zijn handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Zijn handelen vond plaats in haar eigen woning; juist op de plek waar zij zich veilig had moeten kunnen voelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten langdurig de nadelige gevolgen daarvan kunnen ondervinden, hetgeen ook blijkt uit de door [slachtoffer] ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. [slachtoffer] was bovendien een kwetsbaar slachtoffer, alleen al gezien haar leeftijd. De verdachte wist ook dat zij geen eerdere seksuele ervaringen had en geestelijk kwetsbaar was. De verdachte was zich van de kwetsbaarheid van [slachtoffer] bewust en heeft daarvan op een zeer ernstige en ingrijpende manier misbruik gemaakt. Hij heeft zich laten leiden door zijn wens tot bevrediging van zijn seksuele verlangens zonder zich rekenschap te geven van de gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer] .
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen wegens het plegen van strafbare feiten.
De op te leggen strafDe rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De rechtbank hanteert dit oriëntatiepunt als vertrekpunt voor de strafmaat. Zij is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Wat betreft de duur van de gevangenisstraf acht de rechtbank strafverhogend, zoals hiervoor is overwogen, dat het om een kwetsbaar slachtoffer gaat dat in haar eigen woning is ontmaagd waarbij ernstig misbruik is gemaakt van haar goedheid en vertrouwen.
De rechtbank realiseert zich dat een gevangenisstraf mogelijk gevolgen zal hebben voor de verblijfsvergunning van de verdachte en een eventuele hereniging met zijn gezin. De rechtbank heeft deze mogelijke gevolgen mede betrokken in haar afweging welke straf zij in dit geval passend en geboden acht. Zij ziet daarin echter, hoe ingrijpend voor de verdachte mogelijk ook, geen reden om die omstandigheden in strafmatigende zin mee te wegen. Zij kent in dit verband mede betekenis toe aan de omstandigheid dat de verdachte geen blijk heeft gegeven van (een begin van) verantwoordelijkheid te nemen voor zijn handelen en de pijn die hij [slachtoffer] daarmee heeft aangedaan.
Alles overwegende, in het bijzonder de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden is. De strafduur is lager dan de officier van justitie heeft geëist, omdat de rechtbank niet is uitgegaan van het vertrekpunt volgend uit de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 10.306,90, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 306,90 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat integrale vrijspraak is bepleit. Subsidiair heeft de verdediging zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en zich ten aanzien van de immateriële schade op het standpunt gesteld dat het bedrag aanzienlijk moet worden gematigd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering van de benadeelde partij
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade. Het bedrag van
€ 306,90 heeft de benadeelde partij voldoende onderbouwd en heeft de (advocaat van de) verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist. Wat betreft de materiële schade zal het gevorderde dan ook volledig worden toegewezen.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank acht het, gelet op de aard van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die zijn gepleegd, aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg daarvan immateriële schade heeft geleden, zodat zij grond ziet voor toewijzing van schadevergoeding in verband met deze schade.
De rechtbank zal de geleden immateriële schade, op basis van de aard van het letsel, naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 6.000,00. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 27 september 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Omdat de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 6.306,90, bestaande uit € 306,90 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 6.306,90, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 september 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 57, 242 en 243 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
ten aanzien van feit 2:
verkrachting;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 6.306,90, bestaande uit € 306,90 euro aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 september 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 6.306,90, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 september 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 66 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Guljé, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.N.D. Snel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2023.
l.