3.4.Bewijsoverwegingen
Uitgangspunten
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door de aanwezigheid van slechts twee personen bij de veronderstelde seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Hierdoor zijn geen verklaringen voorhanden van getuigen die bij de ten laste gelegde handelingen aanwezig zijn geweest en daarover uit eigen waarneming kunnen verklaren. Wanneer de verdachte ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van de aangever als wettig bewijs beschikbaar zijn over de seksuele handelingen als zodanig. Hierdoor dienen de verklaringen van de aangever kritisch, zorgvuldig en behoedzaam te worden bezien.
De verklaring van één getuige (de aangever) zonder dat verder steunbewijs voorhanden is, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van de aangever toch voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit de inmiddels vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat hiervoor niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging dient te vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de belastende verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan. Uit het dossier en uit hetgeen ter terechtzitting is besproken, moet de rechtbank dan bovendien ook de overtuiging hebben gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Beoordeling
De rechtbank zal eerst toetsen of de verklaringen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) betrouwbaar kunnen worden geacht. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer] in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijs.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar kunnen worden geacht. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] consistent heeft verklaard, namelijk dat zij die avond dronken was, dat op een gegeven moment het licht bij haar uitging en zij niet meer wist wat er gebeurde, waarna zij vervolgens op de badkamervloer wakker werd, terwijl de verdachte met zijn penis in haar vagina aan het stoten was, dat toen het penetreren met de penis niet goed lukte, hij zijn vingers in haar vagina heeft gestopt en hij haar daarna met zijn tong heeft gezoend. Zij heeft ook telkens verklaard dat zij “nee, nee” heeft geroepen en met haar handen op de grond heeft geslagen om de verdachte te laten stoppen.
Contra-indicaties voor de betrouwbaarheid?Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, doen de omstandigheden dat [slachtoffer] die avond dronken was en zij een stuk uit haar herinnering kwijt is, geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen, maar onderstrepen die omstandigheden de betrouwbaarheid ervan. [slachtoffer] heeft die omstandigheden immers van meet af aan blijkens haar verklaringen onderkend, waarbij ze haar aanvankelijk zelfs hebben doen aarzelen over het doen van aangifte. Zij heeft verder concreet en gedetailleerd verklaard over wat zij zich wél van de avond kan herinneren. Dit geldt ook voor de omstandigheden dat zij heeft verklaard dat zij de vriend van verdachte, [naam] , een week voor het gebeurde alleen thuis heeft ontvangen, zij ook toen teveel gedronken had en hem heeft gezoend en dat zij later heeft verklaard dat zij zich dat maar heel vaag kan herinneren. Ook die omstandigheden vormen geen contra-indicaties. Zij heeft steeds verklaard over welke gebeurtenissen zij zich iets kan herinneren en hoe haar herinnering daarover is. De rechtbank neemt de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] dan ook tot uitgangspunt.
Steunbewijs
De verklaringen van [slachtoffer] worden in belangrijke mate ondersteund door de verklaring van [getuige] (hierna: [getuige] ) en de verklaring van de verdachte zelf. [getuige] heeft verklaard dat hij in de woonkamer aan het wachten was totdat de verdachte en [slachtoffer] terugkwamen. Volgens [getuige] zijn de verdachte en [slachtoffer] ongeveer 20 tot 25 minuten in de badkamer zijn geweest. Hij hoorde [slachtoffer] iets roepen als “Oh no, wait” en dacht dat er waarschijnlijk iets verkeerds aan de hand was. [getuige] dacht dat ze seks hadden. Toen de verdachte en [slachtoffer] de badkamer uitkwamen, zag hij hen zoenen en zag hij dat de borsten van [slachtoffer] zichtbaar bloot waren.
De verdachte heeft bevestigd dat hij [slachtoffer] heeft gezoend, dat hij haar borsten heeft gekust en dat hij zijn vingers in haar vagina heeft gebracht, waaraan hij heeft toegevoegd dat [slachtoffer] het zelf wilde en het initiatief nam.
De verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte haar ook met zijn penis heeft gepenetreerd, wordt bevestigd door het rapport van het DNA-onderzoek, waaruit blijkt dat bij de binnenste schaamlippen van [slachtoffer] aanwijzingen gevonden zijn voor de aanwezigheid van sperma(vloeistof). Hoewel de sperma(vloeistof) niet is onderzocht op DNA-sporen, is de rechtbank van oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat de sperma(vloeistof) afkomstig is van de verdachte. Zij acht daarvoor redengevend de verklaring van [slachtoffer] dat zij nooit seksueel actief is geweest, oftewel: geen andere seksuele ervaring met mannen heeft gehad dan die met de verdachte. In schril contrast daarmee staat de verklaring van de verdachte dat zijn penis niet uit de broek is geweest en dat zijn penis ook niet in de buurt is geweest van de vagina van [slachtoffer] . De rechtbank volgt die verklaring dan ook niet.
De verklaring van [slachtoffer] wordt verder bevestigd door het bij haar geconstateerde letsel. Uit de letselbeschrijving van de forensisch arts, opgesteld naar aanleiding van een lichamelijk onderzoek van [slachtoffer] op 29 september 2022, volgt dat er onder andere een scheurwond in de vagina van [slachtoffer] is geconstateerd. Volgens de forensisch arts kan een dergelijke scheurwond ontstaan door de inwerking van een uitwendig kantige, hoekige, puntige, stompe kracht zoals bijvoorbeeld door hard stoten en kan het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel passen bij de door haar aangegeven toedracht.
TussenconclusieAangezien de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar acht en die verklaringen in voldoende mate worden ondersteund door andere bevindingen in het dossier, zal de rechtbank bij de beoordeling van de tenlastelegging uitgaan van de juistheid van die verklaringen en stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer] .
Twee momentenDe rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat wat betreft de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten onderscheid moet worden gemaakt tussen twee momenten: een eerste moment (feit 1), waarop [slachtoffer] geen herinneringen heeft aan wat er gebeurde en een tweede moment (feit 2), waarop [slachtoffer] ontwaakte en voelde dat de verdachte in haar vagina aan het stoten was, waarna de verdachte vervolgens zijn vingers in haar vagina heeft gebracht en haar heeft gezoend.
Verminderd bewustzijn – feit 1
Met betrekking tot het eerste moment dient de rechtbank vast te stellen of de verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank moet daarvoor beoordelen of [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijk onmacht.
Uit het verhandelde ter terechtzitting en de stukken van het dossier kan de rechtbank niet afleiden dat [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen buiten bewustzijn is geweest of dat zij in een toestand van fysieke weerloosheid heeft verkeerd. De vraag is dan ook of [slachtoffer] verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 Sr heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander.
Op grond van de bewijsmiddelen, in het bijzonder de aangifte, waarin [slachtoffer] onder meer verklaart wijn te hebben gedronken en zich niet lekker voelde waardoor het licht bij haar uitging en zij viel, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] die avond verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn als bedoeld in artikel 243 Sr. De aangifte wordt ondersteund door de verklaring van de verdachte, inhoudende dat [slachtoffer] die avond zich niet lekker voelde en in een dronken toestand verkeerde. De verdachte wist dat [slachtoffer] overvloedig alcohol had gedronken, omdat hij die avond de glazen heeft ingeschonken. Voorts heeft [getuige] verklaard dat er die avond meerdere flessen wijn zijn opgedronken, waaronder ook door [slachtoffer] .
De rechtbank concludeert dat [slachtoffer] op het moment dat de verdachte begon met het plegen van de seksuele handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van de penis in de vagina, in een dusdanige toestand van verminderd bewustzijn verkeerde, dat zij niet voldoende in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken omtrent de handelingen van verdachte, dan wel daartegen weerstand te bieden. De verdachte heeft door zijn handelen minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De stelling van de verdachte dat wat is voorgevallen op vrijwillige basis zou zijn gebeurd (“op initiatief” van [slachtoffer] ), verwerpt de rechtbank. Uit de aangifte blijkt dat de seksuele handelingen niet vrijwillig zijn geweest. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan deze verklaring. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit ten aanzien van het penetreren met de penis in de vagina dan ook wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal ten aanzien van de overige onder 1 ten laste gelegde seksuele handelingen partieel worden vrijgesproken, omdat deze handelingen hebben plaatsgevonden nadat [slachtoffer] was ontwaakt.
Dwang? – feit 2
Vanaf het moment dat [slachtoffer] ontwaakte, is het de vraag of kan worden vastgesteld dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Uit de aangifte en de hiervoor geschetste context komt voldoende naar voren dat de verdachte niet is gestopt met penetreren toen [slachtoffer] ontwaakte. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest dat [slachtoffer] op het moment dat zij bijkwam geen seks met hem wilde. Zij heeft meerdere malen ‘nee’ gezegd en heeft met haar handen op de grond geslagen. [slachtoffer] was dermate onder invloed van alcohol dat zij beperkt was in haar vermogen om weerstand tegen de verdachte te bieden. Hoewel zij meerdere keren in woord en gebaar duidelijk te kennen had gegeven er niet van gediend te zijn, bleef de verdachte proberen om zijn penis in de vagina te brengen, waarna hij zijn vingers in haar vagina heeft gebracht, haar heeft gezoend en haar borsten heeft gekust. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte aldus een situatie doen ontstaan waarin [slachtoffer] zich niet aan het seksueel binnendringen kon onttrekken en zij dus gedwongen werd dit te ondergaan. Dat met instemming van [slachtoffer] seksueel contact heeft plaatsgevonden acht de rechtbank op grond van al het voorgaande niet aannemelijk. Het handelen van de verdachte kan niet anders worden geduid dan erop gericht te zijn geweest om [slachtoffer] daartoe te dwingen.
Conclusie
De rechtbank komt op basis van al het bovenstaande tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.